Lezing Vreedenhoff-Wetenschapscafé over oud Presikhaaf 15.30-16.30 uur 3 sept.2019
Goedemiddag allemaal. Laat u niets wijs maken, De bewoners van de wijk Presikhaaf wonen wel in Presikhaaf maar op Alteveer. En de bewoners van de wijk Alteveer leven daar dank zij de wijken Broek en Presikhaaf.
Mag ik mij even voorstellen: Piet Schreuder (Piet) geb.29 jan.1925 in de Valkstraat 8 Vogelwijk. Voor ons huis was nog een trapje van 6 treden om bij de kruidenierswinkel Hupkes te komen.
Mag ik mij even voorstellen: Piet Schreuder (Piet) geb.29 jan.1925 in de Valkstraat 8 Vogelwijk. Voor ons huis was nog een trapje van 6 treden om bij de kruidenierswinkel Hupkes te komen.
Hoeveel jaar ben ik nu?...
De Vogelwijk ligt op één van de hoogste heuvels van Arnhem. Vanaf de Velperweg loopt de Hoflaan stijl omhoog, daarna de Verlengde Hoflaan en dan nog een trapje van 6 treden op, de Vijverlaan oversteken en je bent er. Ik kom dus van hoge huize.... Wij deden toen alles lopend. Mijn vader leerde er fietsen. Als er onweer was geweest, stonden de bewoners boven die trapjes over de Betuwe te kijken of er een boerderij getroffen was.
De Vogelwijk ligt op één van de hoogste heuvels van Arnhem. Vanaf de Velperweg loopt de Hoflaan stijl omhoog, daarna de Verlengde Hoflaan en dan nog een trapje van 6 treden op, de Vijverlaan oversteken en je bent er. Ik kom dus van hoge huize.... Wij deden toen alles lopend. Mijn vader leerde er fietsen. Als er onweer was geweest, stonden de bewoners boven die trapjes over de Betuwe te kijken of er een boerderij getroffen was.
Mien voa kump uut Grunningn en mien mem uit Bolsward Friesland. Allemaal vlakke land. Ze moesten op hun 11e jaar van school af. Vader Kees leerde van Ome Piet het kleermakersvak (mijn opa heette ook Piet) en ging in Arnhem werk zoeken want in de Noordelijke provincies was weinig werk te vinden. Moeder Geertje van Dalen werd dienstmeisje bij een generaal BD in Berg en Dal bij Nijmegen. De tuinmansvrouw was een ZdAdventiste en bracht die levensovertuiging aan Geertje over. Toen Kees dat hoorde, ging hij elke week één keer, soms twee keer, naar Berg en Dal. Die naam zegt al iets anders dan platte land. Ze trouwden in Arnhem, kregen een dochter en daarna een zoon. En daar zit ik nu. Ze vonden het met die bossen en uitzichten prachtig. Vele mensen gingen op hun vrije dag naar de Stenen Tafel, hoog de Monnikensteeg op, een overblijfsel van het Karthuizer klooster daar. Er stond een koek- en soapietent.
Mijn ouders gingen op zondag de hele dag wandelen naar de Posbank en omgeving of door de Betuwe. Eerst mijn zusje in de kinderwagen of wandelwagen mee. Een paar jaar later ik erbij.
Mijn vader was bestuurslid van de buurtvereniging.
Allemaal berg op. Als je vanaf Velp een straat rechtsaf ging was het allemaal berg op. Eigenlijk begon de “opmaat naar het Veluwemassief” al vanaf de spoorlijn naar Zutfen. Bij de Heselbergerweg hield de Cattepoelseweg op, want de wijk Alteveer bestond nog niet. Daar was het in mijn herinnering alleen maar zandgrond en bomen, de wijde onbekende wereld. Niet lang later kwam van daaraf een smalspoortje voor het zandtreintje, dat lorries vol grond trok. Met dat zand werden de broekse moerassige weilanden opgehoogd om er de wijken Broek en Presikhaaf te kunnen bouwen.
Allemaal berg op. Als je vanaf Velp een straat rechtsaf ging was het allemaal berg op. Eigenlijk begon de “opmaat naar het Veluwemassief” al vanaf de spoorlijn naar Zutfen. Bij de Heselbergerweg hield de Cattepoelseweg op, want de wijk Alteveer bestond nog niet. Daar was het in mijn herinnering alleen maar zandgrond en bomen, de wijde onbekende wereld. Niet lang later kwam van daaraf een smalspoortje voor het zandtreintje, dat lorries vol grond trok. Met dat zand werden de broekse moerassige weilanden opgehoogd om er de wijken Broek en Presikhaaf te kunnen bouwen.
Wij kregen in 1931, ik was 6 jaar, van de Woningstichting te horen dat de Vogelwijk op instorten stond en wij in het Broek en in een nieuw gebouwd deel van Plattenburg een woning moesten zoeken. Mijn ouders kozen voor Plattenburg, Maria van Gelrestraat53. Stel je voor: eerst boven op en berg wonen en dan in 1933, ik was 8 jaar, opeens in het laag gelegen Plattenburg. De naam Plattenburg zegt het al. En wij hebben er geen spijt van gehad. Wist u dat u hier ook op Plattenburg woont? Mijn vader werd direct gevraagd voorzitter te worden van voetbalvereniging Plattenburgerboys. Ik voetbalde bij de pupillen. De ouders en kinderen vroegen mij na de oorlog de jeugd bezig te houden. Ik richtte jeugdclup LEGOP op: Lichamelijke En Geestelijke Ontwikkelingsclup Plattenburg. Ik ging met de jeugd en jongeren elke zondag de hele dag wandelen door de bossen tot aan Woestehoeve toe, en elke avond voetballen en handballen op zelf geëgaliseerde trapveldjes weerszijden het dijkje van het spoor naar het Esperantohuis. Daar is nu de heemtuin waar ik uit mijn woonkamer de hele dag op uit kijk. Als daar een boom omvalt kijk ik of er in de top mijn naam stond, want ik klom vaak in bomen.
Mijn eerste kennismaking met Presikhaaf was op mijn 5e jaar achterop het balkonnetje van het smalspoortrammetje van de GTW dat gillend langs de poortjes achter de spoorlijn naar Dieren liep en zich daar splitste in richting Apeldoorn en Doesburg. Wij gingen met dat treintje onze eerste buitenlandse reis maken naar Duitsland, naar de mooie tuinen van het kasteel van de vorst van Zalm tot Zalm in de buurt van Kalkar. Er staan nog oude stationsgebouwtjes langs die routes. Schuin achter de het smalle viaductje Schaapsdrift, nu W.v.Pontbrug, stond een hoog stationsgebouwtje. Het trammetje hield ook vaak stil bij de Kernheimpoort, het middelste smalle viaductje van de drie. Daar stapten de meisjes van ENKA (later AKZO-Nobel) in en uit. Dat stationsgebouwtje werd later het huis van Heuterman, misschien de oudste familie van Plattenburg, Ze hadden daarachter een groot knollenland. De beek die er langs liep diende om de knollen schoon te maken geschikt voor veevoeder.
Presikhaaf werd vroeger het belangrijkste buitengoed van Arnhem genoemd. Het strekte zich uit van de IJsselwaarden tot aan de Velperweg. Vanuit de bovenkamer van ons huis keek je over de spoordijk naar een wereld van weilanden tot aan de spoorlijn naar Zevenaar. Je zag alleen maar in de verte de schoorstenen van de steenfabriek en een stukje van de spoorbrug over de IJssel. Een wijde wereld om door ons, avontuurlijke kwajongens, ontdekt te worden. Er slingerde een zandpad doorheen, maar wij vonden het moediger door die weilanden te lopen en over de sloten daar te springen. Soms met de boeren en politie achter ons aan. Op de helft was het zijpad “De Lange Wal” langs de wetering naar Velp.
Vooraan was een schoon smal kanaal met gezuiverd water, waar de kinderen in speelden en schuin daarachter was een groter vierkante half moeras half water, de Pacht van Natura genoemd, omdat hengelsportverenigingen daar kleine visjes vingen waarmee zij konden hengelen in de Rijn of de IJssel, die verderop samen kwamen.
Maar ons dagelijks avontuur en de vaste wandeling van onze ouders waren in het prachtige in Engelse landschapsstijl aangelegde bospark Presikhaaf met in het middelpunt een witte villa, dat het culturele centrum voor zwakzinnigen was. Dat was het eigenlijke landgoed, 5 minuten van ons huis. Er woonde lang voor onze tijd een hoofd van een kapittel, een priesterorde, de Presik. Hof betekent tuin, perk of landgoed, Haaf genoemd. Samen Presikhaaf. Later kwam dominee Everwijn er te wonen en werd het voor herstel van zwakzinnigen gebruikt. Psychiater Kaas nam in de oorlog de leiding over. Toen die vertrokken nam de gemeente het over en bood het te koop aan. Een Mevr.Isbrucker uit Den Haag was bestuurslid van de Esperantobeweging, die net als mijn ouders, mijn zus en ik die wereldhulptaal propageerden wegens de vele ruzies tussen inwoners van verschillende landen met hun eigen talen, waardoor ze elkaar niet verstonden. Zij kocht de villa voor, schrik niet, 1 gulden. Maar wij moesten het onderhoud betalen en tegen vernieling beschermen. Toevallig waren de hoofden van de scholen waar mijn zus en ik op zaten, ook Esperantisten. En één van hen, Sinjoro Moreau, ging er met zijn gezin wonen.
Toen ik vóór het cursusseizoen langs het daarna genoemde Esperantohuis liep, hoorde ik opeens vanaf het balcon roepen: “Peco, kiel vi fartas!” Een Tjechische priester, Sinjoro Andreo Tsjè, was leraar Esperanto. Hij stond als eerste op het balcon de omgeving te verkennen. U woont hier aan de Esperantolaan die 100 meter over een dijkje doorliep over het spoor naar het Esp.huis, waar nu de heemtuin is. Voor en na de spoorwegovergang stond een bord met de mededeling: “Post la transiro de la fervojo fermu la barilon”. Na de oorlog kwam minister Klompé van oorsprong Arnhemse, het naambordje van deze Esperantolaan onthullen in aanwezigheid van o.a. Sinjoro Rosseel van de Oude Velperweg. Ik heb daarvan ergens een foto liggen die in de krant stond.
Een heel groot avontuur voor ons was bijna jaarlijks de overstroming van de IJssel. Als wij uit het slaapkamerraam over al die weilanden keken, zagen wij tot onze verbazing opeens één groot meer! Dat was voor ons jongens een nieuw avontuur. Er was een werkkeet met materiaal vooraan, waar wij drie lange planken aan elkaar bonden waarmee wij met drie jongens op gingen vlotje varen. Gevaarlijk, want je zag nu niet de diepe sloten, de weteringen, waarover je ging. Menigeen kwam met een nat pak op één klomp thuis.
En als het vroor werden er ijsbanen aangelegd en kwamen er baanvegers en koffietentjes. Uit heel Arnhem kwamen ze daar schaatsen. De grote jongens bonden vóór de Schaapsdriftpoort de schaatsen onder, hielden elkaar achter bij de heupen vast en schaatsten in een lange sliert tot wel Dieren toe, waar maar ijs door ondergelopen land was. Bij de Kernheinpoort staat in de muur een steen met de woorden “7 meter boven Hollands Pijl”. Het water stond soms een eind op de Beeldhouwerstraat langs de boerderij van Teet Visser, die er nog staat. Teet vertelde mij heel veel van die tijd, Ook dat hij de steen na de vernieling door de oorlog vond waarop het jaartal 1863 stond, toen die poort daar gebouwd werd. Achter de spoordijk waren nog 5 boerderijen. Schuin tegenover het Esperantohuis stond de boerderij van Kruk, die de zwakzinnigen die niet meer in de witte villa konden wonen, op zijn land te werk stelde. Het waren nette mensen met elk hun eigenaardigheden. Ze liepen met een broodtrommeltje onder de arm over de Plattenburgerweg naar huis. De jongens scholden hen uit voor gekke Teet, gekke Jan, enz. Teet reed ook met een handwagen met hakhout langs de deuren en riep door de brievenbussen: “Waarde huisgenoten, kom bij het vuur en warm je poten”. Bij de grote familie Frijters, 3 huizen naast ons, schoof hij soms bij het eten aan. Er was overal voor zulke mensen eten genoeg. Wij deden gewoon wat water bij de soep.
De meest vooruit staande boerderij Bethanië in het broek was van Minkman. De schoondochter van hem, Ietje Dahles, werd het melkmeisje van Plattenburg. Later penningmeester van de buurtvereniging. In de boerderij werd Nico geboren. Op Plattenburg, waar het gezin in het huis hoek J.v.Arnhemstraat M.v.Gelrestraat ging wonen, werd Wim geboren. Beiden werden lid van mijn jeugdclubje. Vooral Wim wist te vertellen hoe zij bij hoog water de kelder van de boerderij met emmers moesten leeg scheppen. Ik las in het Arnhems archief dat de boerderij in de 15e eeuw behoorde bij het daar gelegen klooster Bethanië. Als je daarvan de geschiedenis wilt weten kan je het beste mijn boek kopen. Op een foto staat de waterput met een grote steen ervoor met Hebreeuwse letters. Die steen is zoek. In de put werd het puin van de kapot geschoten boerderij gedumd, net als in de vijver van het bos.
Een hele belangrijke boerderij “Zonneweelde” van Albert van Maanen, stond achter de nu Beverweerdlaan waar nu de wijk Wellenstein naast nu de Intratuin staat. De parkeerplaats voor de Intratuin was vroeger het voetbalveld omgeven door sloten, van Plattenburgerboys. Achter de Intratuin stond de houten wielerbaan. De beroemdste wielrenners van Nederland streden daar tegen elkaar. Wij kwajongens fietsten er stiekem. Zonneweelde had een grote fruitbongerd…. Je moest 2 sloten over en tussen een hek van ijzerdraad kruipen om bij die appels te komen. Ik dank daaraan veel vitamines. Als de knechten Herman en Jan van Van Maanen ons op de Velperweg inhaalden, vroegen ze naar onze namen. Mij vriend zei direct zenuwachtig: Jan Gerritsen en ik wist niet anders te bedenken dan: Gerrit Jansen. Op kampeerterrein De Jutberg bij Loenen waar ik veel later met de jeugdclub kampeerde, kwamen we die knechten tegen en hebben we samen er om gelachen.
HET KINDERKOLONIEHUIS stond op de hoek van de toen onbestrate Ruitenberglaan. Nu staat daar de Technishe school van de HAN met daar in een stolp de maquette van het Esperantohuis. Arnhemse ambtenaren die met de trein van 8.28 uur elke morgen richting het Noorden reisden vonden bos Presikhaaf zo mooi en gezond, dat zij op initiatief van de Paasberger Poche elke dag geld inzamelden om er een groot huis te laten bouwen voor de stadse bleekneusjes uit het Westen. Ze noemden het grote huis “Trein 8.28” naar de vertrektijd van de trein. Elk seizoen zagen wij in het park een groep kinderen in hun blote bovenlijf o.l.v. een verleegster in witte verpleegstersjas, met een wit kapje op, door de paden lopen en met elkaar spelen. Achter het huis stonden een lange tafel en stoelen opgesteld, waaraan ze aten en dronken.
KOLONIALEN. Andere vaste bezoekers waren de kolonialen in zwartgeel uniform van Bronbeek. Wij zaten met hen op de banken hun meestal verdrietige verhalen aan te horen. Ome Jan was de gezelligste prater. Hij liet de corresondentie lezen, die hij tussen hem in Indië en zijn familie in Nederland had gewisseld. En iedere Arnhemmer kende Flip de Fluiter. Hij was een trouwe bezoeker van Vitesse en had altijd onder zijn koloniale hoge ronde pet een geelzwart klotje, dat hij bij elk doelpunt van Vitesse afzette en hard floot, zodat iedereen zei: Flip is er ook weer. Kon je wel horen ook.
De houten BOERDERIJ EVERS stond 100 meter richting poort dan waar de stenen boerderij nu staat. Die deed later dienst als kinderboerderij, officieel nu geheten ‘stadsboerderij’’, omdat het educatief moest zijn. Het loopt er druk. Ik kijk er elke dag op uit. Boer en boerin Evers hadden 1 zoon, Henk en 2 dochters, Elly en Annie. Ook een Ome Jan woonde bij hen in en werkte mee op het land en voor de verzorging van het vee. Ze stierven allen, Henk aan leukemie. De vrouw met wie Henk was getrouwd leeft ten tijde van dit schrijven nog in een vrijstaand huis in de wei langs de straat “De Weg naar het Lange Water”. Ik zie haar elke week met haar hond achter mijn flat langslopen.
De 3 kinderen wilden ook lid van de jeugdclub worden en ik moest op hun dringend verzoek eens met hun ouders gaan praten. Maar het mocht niet van hen. Een paar keer per jaar kwam een Velpse boer over broek rijden met een stier om bij Evers de koeien te laten dekken. Dat ging onder grote belangstelling van ons, kinderen.
Dit is een deel van mijn herinneringen aan landgoed Presikhaaf, aangevuld met gegevens uit het stadsarchief. Misschien heb ik antwoord op uw vragen, maar meer vindt u in mijn boek “Presikhaaf het verhaal van een landgoed”, en natuurlijk in het stadsarchief.
P.S.: Zolang deze zin er staat is dit "artikel" ongecorrigeerd.
P.S.: Zolang deze zin er staat is dit "artikel" ongecorrigeerd.