dinsdag 28 mei 2019

Terugblik 5 levensloop 12-14 jaar

Bres                          Levensloop 5 (12-14 jaar – 1937-1939)
Behalve de kleuterschool is de Lagere School de enige schoolse opleiding die ik heb genoten. Het was geen onverdeeld genoegen voortdurend de andere leerlingen als  intelligenter te beschouwen. Maar toen ik in de zesde klas was blijven zitten, mede dankzij mijn super brutale maat, begon pas een veel grotere vrees mij te besluipen. Ik moest langzamerhand een grote beslissing nemen. Als je 14 jaar werd móést je van de Lagere School af en een hele grote beslissing nemen voor je toekomst. Had ik hersens genoeg om naar het Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO) te gaan en mijn ouders daarvoor geld voldoende of moest ik bij een baas, slager, smid, bakker, of zo, gaan werken om zo een vak te leren. De Vijverschool had geen zevende klas. Dus toen ik eindelijk van de zesde klas naar de zevende klas ging,verhuisde ik met de anderen die overgingen, naar de zevende klas van de Kambergschool aan de Agnietenstraat, midden in de volkswijk Klarendal. Iemand met een vak is altijd onder dak, luidde het gezegde. Dat ik geen hersens genoeg had om door te leren was voor mij zo klaar als een klontje, maar hoe ik ook prakkiseerde: ik kon ook geen vak wat mijn beroep zou worden, bedenken dat ik zou willen en kunnen leren.
Met de aanvang van die gedachten moest ik de hobbel van de zevende klas gelukkig nog nemen. Maar de tijd voor die moeilijke beslissing doemde vaker als een schrikbeeld op.
Zaten op de Vijverschool twee meisjes op de bank links vooraan Fietje van Elst en Zetta Harvon met wie wij het meeste contact hadden, op de bank links vooraan in de klas op de Kambergschool waren dat toevallig ook links vooraan Miep Gerritsen en Coosje Willemsen. Japie en ik zaten ook weer rechts vertrouwd achteraan. Nieuwe flirtages ontstonden al gauw weer op dezelfde wijze als met Fietje en Zetta, meisjes van onze wijk Plattenburg. (De laatste was een Jodinnetje. Ze kwam na de oorlog niet terug…..). De meeste jongens bleken, gehoord de praatjes in het speelkwartier, nu in de fase van hun leeftijd te zijn die ze adolescentie of puberteit noemen, dez overgang naar volwassenheid. Japie en ik werden preuts gevonden. Mogelijk dankten wij dat aan onze omgang met de twee meisjes bij het uitgaan van de school. Wij liepen ook met hen een eindje op. Miep woonde in de Manegestraat aan het eind van de Spoorwegstraat, Coosje was de dochter van de baas en bazin van de groentezaak aan de Hommelseweg bij de Dalweg. Jaap en ik kwamen als wij ze weg brachten ooit tot hun huis. Het was onnozel gedoe; vlak gepraat wat toch een licht gevoel van trots gaf. Wij hadden immers elk een meisje.
Ik was hen toen ik na vijf jaar van school af was, al bijna vergeten, totdat ik Miep met een jongen omstrengeld in een portiek aan de Rijnkade zag staan. Dat was een licht pijnlijk afscheid van een aanbedene. Niettemin noemde ik het jonge katje was ik van Japie kreeg “Miepsie” en alle vijftien poezen die ik daarna successievelijk kreeg Mespie 1, Miepsie 2, enzovoort. Nu ik 94 jaar ben heb ik Miepsie 16. Het is een cyperse, een rode. De eerste Miepsie was zwart en had een wit befje, witte voetjes en een wit puntje aan de staart. Wij kregen wat later daarbij een kleine halfbakken labradorhondje met op dezelfde witte plekken op de zwarte vacht, die Jopie moest heten. Waarom, dat kan je in een ander blogje lezen. Ook hoeveel mijn ouders en ik genoten van hun omgang met elkaar en ons. Mijn zus was inmiddels als au per (kinderverzorgster in Engeland) uit huis. Er zijn meer huisdieren in ons land dan mensen. En dat heeft zijn oorzaken die jijzelf mag bedennken.

In de laatste maand van mijn schooltijd gebeurde iets merkwaardigs. De bovenmeester vroeg mij de komende ouderavond te openen. Ik schrok vreselijk en  kwelde mij met de vraag: WAAROM JUIST IK EN NIET EEN VAN DE ANDERE VEEL KNAPPERE LEERLINGEN! Hoe ik mij daaruit redde, weet ik nog steeds niet. Ook niet wie hij wel of niet voor die opening vond. Die toch wel een goede verschijning, lef en geheugen had en van de tongriem gesneden moest zijn, die ik totaal niet had.

Het wordt tijd dat ik de meest turbulente tijd, die van mijn 14e tot mijn 20e jaar ga proberen te beschrijven, met wat vrees voor vervaging en onbewuste vervalsing van mijn geheugen.