dinsdag 14 mei 2019

Daklozen en Drank

Ik ben verre van volmaakt en net zo’n mens als elk van jullie. Maar, of jullie het leuk vinden of niet; ik voel mij wel vader van mijn stief- en biologische kinderen. Daar kan ik niets aan doen. Dus maak ik mij af en toe bezorgd over jullie als jullie in het drukke verkeer op de weg zitten en ik de ambulance voorbij hoor komen.
Gisteravond 23-4-19 zaten van 11 tot 12 uur de staatssecretaris van volksgezondheid met een aantal ex-verslaafden om de tafel. Zij werden nog wel begeleid en zaten in de schuldsanering. Het belangrijkste onderwerp van deze gespreksronde van “Pauw” was het aantal daklozen wat sinds verleden jaar gestegen was van 11.000 tot 12.000. Niet één van hen had bij het eerste glaasje bier of wijn of een rokertje de bedoeling gehad om verslaafd te raken. Het bekendste verhaal wat zij hadden, was: “Ik heb een kennis van 90 jaar, die altijd flink gerookt en gedronken had”.  "In onze flat had iemand een dokter die zelf ook rookte", en: "Je mag toch wel wat hebben…." (kanker of zo). Zo zie je dat zo’n mens, al of niet matiger, een zeer besmettelijk voorbeeld kan zijn.   
Als één op de duizend er gezond oud mee wordt en niet verslaafd wordt dan kan het nooit zo erg zijn. Als je maar alles met mate(n) doet. En een mens mag toch wel wat hebben, vooral op feestjes verhoogt het de feestvreugde en bij stress en verdriet leidt het je daar even van af. Vergeten wordt dat die 999 die vroeger dan verwacht door roken en/of drinken ziek worden en sterven. Elk uur sterft in Nederland iemand een pijnlijke dood aan kanker als gevolg van roken.
Natuurlijk kan je ook kwetsbaarder zijn doordat je vanaf je geboorte minder weerstand hebt gekregen, al of niet afkomstig van je voorouders. Het zit dus al in de “genen”. Maar zeker weet je dat nooit, en iedereen kan ziek worden en vroeg dood gaan. Maar waarom zou je dat risico groter maken?
In die ruim twintig jaar dat ik in een woning van onze flat woon zijn zeven mensen gestorven door roken en drankgebruik. Vier daarvan pleegden zelfmoord. Het waren aardige mensen. Na hun dood werden uit hun huizen karrenvrachten lege blikjes bier en lege flessen wijn weg gehaald….

Ik was jeugdleider en kwam op Plattenburg soms deur aan deur en zag het een en ander. Toen mijn moeder was overleden bezocht ik tussen de middag voor het middagmaal het geheelonthouderscafé "De Oude Doelen" van de NCGOB (Ned.Chr.Geheelonthouders Bond in de Doelenstraat, dat verslaafden opving en begeleidde. Ik hielp mee. Vaak was het hopeloos werk. Natuurlijk zijn er veel meer oorzaken van ellende in de wereld. Daarom zegt ene Paulus in die oude Bijbel: “Als ik alleen hoopte op deze wereld, dan was ik de armzaligste aller mensen”.
Vergeef mij dus dat ik een beroep doe op jullie goede wil en wens jullie daarbij veel wilskracht.



maandag 6 mei 2019

Terugblik levensloop 4 (12-14 jaar)

Terugblik 4 of Levensloop 4 (12-14 jaar – 1937-1939)

Behalve de kleuterschool is de Lagere School de enige schoolse opleiding die ik heb genoten. Het was geen onverdeeld genoegen voortdurend de andere leerlingen als  intelligenter te beschouwen. Maar toen ik in de zesde klas was blijven zitten, mede dankzij mijn super brutale maat, begon pas een veel grotere vrees mij te besluipen. Ik moest langzamerhand een grote beslissing nemen. Als je 14 jaar werd móést je van de Lagere School af en een hele grote beslissing nemen voor je toekomst. Had ik hersens genoeg om naar het Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO) te gaan en mijn ouders daardoor geld voldoende of moest ik bij een baas, slager, smid, bakker, of zo, gaan werken om zo een vak te leren. De Vijverschool had geen zevende klas. Dus toen ik eindelijk van de zesde klas naar de zevende klas ging, verhuisde ik met de anderen die overgingen, naar de zevende klas van de Kambergschool aan de Agnietenstraat, midden in de volkswijk Klarendal. Iemand met een vak is altijd onder dak, luidde het gezegde. Dat ik geen hersens genoeg had om door te leren was voor mij zo klaar als een klontje, maar hoe ik ook  prakkizeerde: ik kon geen vak bedenken wat mijn beroep zou worden dat ik zou willen en kunnen leren.
Met de aanvang van die gedachten moest ik de hobbel van de zevende klas gelukkig nog nemen. Maar de tijd voor die moeilijke beslissing doemde vaker als een schrikbeeld op.
Zaten op de Vijverschool twee meisjes op de bank links vooraan Fietje van Elst en Zetta Harvon met wie wij het meeste contact hadden, op de bank links vooraan in de klas op de Kambergschool waren dat toevallig ook links vooraan Miep Gerritsen en Coosje Willemsen. Japie en ik zaten ook weer rechts vertrouwd achteraan. Nieuwe flirtrages ontstonden al gauw weer op dezelfde wijze als met Fietje en Zetta, meisjes van onze wijk Plattenburg. (De laatste was een Jodinnetje. Ze kwam na de oorlog niet terug…..). De meeste jongens bleken, gehoord de praatjes in het speelkwartier, nu in de fase van hun leeftijd te zijn die ze adolescentie of puberteit noemen, de overgang naar volwassenheid. Japie en ik werden preuts gevonden. Mogelijk dankten wij dat aan onze omgang met de twee meisjes bij het uitgaan van de school. Wij liepen ook met hen een eindje op. Miep woonde in de Manegestraat aan het eind van de Spoorwegstraat, Coosje was de dochter van de baas en bazin van de groentezaak aan de Hommelseweg bij de Dalweg. Jaap en ik kwamen als wij ze weg brachten nooit tot hun huis. Het was onnozel gedoe; vlak gepraat wat toch een licht gevoel van trots gaf. Wij hadden immers elk een meisje.
Ik was hen toen ik na vijf jaar van school af was, al bijna vergeten, totdat ik Miep met een jongen omstrengeld in een portiek aan de Rijnkade zag staan. Dat was een licht pijnlijk afscheid van een aanbedene. Niettemin noemde ik het jonge katje wat ik van Japie kreeg “Miepsie” en alle vijftien poezen die ik daarna successievelijk kreeg Mespie 1, Miepsie 2, enzovoort. Nu ik 94 jaar ben heb ik Miepsie 16. Het is een cyperse, een rode. De eerste Miepsie was zwart en had een wit befje, witte voetjes en een wit puntje aan de staart. Wij kregen wat later daarbij een kleine halfbakken labradorhondje met dezelfde witte plekken op de zwarte vacht, die Jopie moest heten. Waarom die zo werd genoemd, dat kan je in een ander blogje lezen. Ook hoeveel mijn ouders en ik genoten van de omgang tussen hond en kat en hun omgang met ons. Mijn zus was inmiddels als au per (kinderverzorgster in Engeland) uit huis. Er zijn meer huisdieren in ons land dan mensen. En dat heeft zijn oorzaken die jijzelf mag bedenken.
Toen ik na de oorlog als jeugdleider naast mijn jeugdclub van mijn wijk langs restaurant Pinokio naar de Amsterdamseweg liep, fietste opeens naast me rustig een nogal gezette dame. "Dag Piet, ken je me nog?" Coosje. Wij zo voortgaande praatten even prettig met elkaar. Mijn geweten plaagt mij, omdat ik wat uitgebreider met haar had moeten praten....

In de laatste maand van mijn schooltijd gebeurde iets merkwaardigs. De bovenmeester vroeg mij de komende ouderavond te openen. Ik schrok vreselijk en  kwelde mij met de vraag: WAAROM JUIST IK EN NIET EEN VAN DE ANDERE VEEL KNAPPERE LEERLINGEN! Hoe ik mij daaruit redde, weet ik nog steeds niet. Ook niet wie hij wel of niet voor die opening vond. Die moest toch wel een goede verschijning, lef en geheugen hebben gehad en van de tongriem gesneden zijn, die ik totaal niet had.

Het wordt tijd dat ik de meest turbulente tijd, die van mijn 14e tot mijn 20e jaar, probeer te beschrijven, met wat vrees voor vervaging en onbewuste vervalsing van mijn geheugen.



woensdag 3 april 2019

Terugblik 3 Levensloop 10-14 jaar



Bres
Terugblik 3 Levensloop 10-14 jaar

In de wijk De Paasberg, tien minuten van ons huis, staat een kerk. Boven de ingang was een klok afgebeeld van wel twee diameter met echte wijzers. Er onder stond: “Zo wordt de tijd eens eeuwigheid”. De één fietste er gedachteloos voorbij, de ander, zoals ik, denkt daar vaak over na. De spreuk is een aanvulling van je levensbeschouwing. Toen de kerk werd omgebouwd tot een appartementencomplex, verdween de klok. De meeste mensen, jaren daarna, weten niet eens dat die klok daar was. Het is als het tikken van de klok: dat geluid hoort zó in je huiskamer, dat je hem pas hoort als je je er op instelt. Zo zagen mensen wel op die klok hoe laat het was, maar op de duur niet meer wat er onder stond.

In de vijfde klas behoorde ik opeens ongemerkt tot degenen van de hogere klassen die ik als grote mensen beschouwde. Ik had hen na het speelkwartier voor me uit zien lopen en hoorde ze wel praten, maar dacht dat ze heel gewichtige onderwerpen bespraken, die ik niet kon begrijpen. Ik werd altijd als een jongen beschouwd die door de sterkste en moedigste jongen van de klas werd uitverkoren om beschermd te worden en te leren ook zo sterk en moedig te zijn. Dat werd nu helaas een bluffer en crimineel in de dop, die altijd wel een vijand in de klas en de wijk waar wij woonden, vond om zich te bewijzen. Hij vernielde en pikte alles wat maar te vernielen en te pikken was. Ik schaam me achteraf zijn leerling te zijn, hoewel iedereen ontzag voor hem toonde. Wij gingen wel door naar de zesde klas, maar door hem moest ik de zesde klas over doen. Hij ging gelukkig eerder van school dan ik. En de volgende dag kwam al Japie Smaak op mij af met de vraag of ik zijn vriendje wilde worden. Hij was niet alleen nu de dapperste jongen van de school, maar ook de meest intelligente. Ik zat naast hem in de bank en als ik eens stiekem bij hem af dacht te kijken, stak hij dadelijk zijn vinger in de lucht. “Meester, wilt u die som nog eens voor me uitleggen?”
Wij konden ook goed samen tweestemmig zingen. Als de school uit ging, liepen we de tuin binnen waar een zieke vrouw achter het raam in bed lag. Wij zongen in diepe ernst zo mooi mogelijk voor haar “Het angeles klept in de verte”. Juist van meester De Hartog, een verwant Esperantist van mijn ouders, driestemmig geleerd.


Ik krijg af en toe signalen van mijn vijf kinderen en buitenstaanders, die willen weten of zij karaktertrekken van mij hebben overgenomen door bloedverwantschap en/of opvoeding. Dat laatste geldt natuurlijk voor mijn twee stiefkinderen die ik van mijn gelovige 37-jarige vrouw Gerda k karaktertrekken van mij hebben overgenomen door bloedverwantschap en/of opvoeding. D at reeg met wie ik in 1961 trouwde. Ik was 41 jaar. Zij was 37 jaar en acht jaar weduwe. Haar kinderen waren, toen wij trouwden, 7 en 11 jaar oud. Ze zijn nu (ik schrijf 2018) mannen van 59 en 62 jaar. Er volgden twee jongens en tenslotte een meisje. De laatste is nu (ik schrijf 2018) 46 en mantelzorgster voor de al 25 jaar lang geheel demente Gerda en de spil van het gezin, hoewel behalve zij, de anderen uit huis zijn en een eigen leven hebben opgebouwd. Ik woon nu uit noodzaak 23 jaar alleen op een flatje op de tweede verdieping in een klein U-vorm flatgebouw Bij feestelijke gelegenheden ontmoeten wij elkaar al of niet met klein- en achterkleinkinderen. Als bij ziekte van één van de gezinsleden hulp wordt gevraagd, bijvoorbeeld bij vervoer naar het ziekenhuis, is altijd wel één van hen daartoe in de gelegenheid.
Eén van de onderwerpen die aangeroerd worden is de afkomst. Hoe de voorvaderen en -moederen waren en welke eigenschappen ze mogelijk hebben overgenomen.

Het merkwaardige daarbij is, dat volgens de Bijbel de zonden van  de vaderen tot in het zesde geslacht worden bezocht, terwijl op een andere plaats staat, dat iedereen zich daarop juist niet kan beroepen, maar voor zijn eigen daden verantwoordelijk is. Hiervoor is een goed verstaander nodig. Leuk is dat de oudste zoon die verkoper bij de Bijenkorf was, soms van een klant te horen kreeg, dat hij op zijn vader leek. En dan bedoelde die persoon mij, niet wetend dat ik zijn stiefvader was. Mijn zoon deed het de ene keer wel en de andere keer niet uit de doeken.
Ik vond dat ik weer zo’n voorwoord nodig had om door te gaan met een overzicht van mijn levensloop.



dinsdag 2 april 2019

Profiel van vrijwilliger platform wijk


Wijknieuws
HANDBOEK VOOR PLATFORMLEDEN

Toevoeging aan reglement

Onlangs is in nieuw reglement aan platformleden Presikhaaf voorgehouden. Het is immers zaak dat een vergadering ordelijk verloopt en men zich aan afspraken houdt teneinde zo doelmatig en prettig mogelijk samen te werken. Het kan niet anders of in zo’n reglement zal de oorzakelijke doelstelling ontbreken. En omdat ik die onmisbaar vind tracht ik het in te vullen. Van een oudste aanvaardt men dat immers toch sneller dan van een jongere.
Het reglement is er voor het platform en het platform voor de leden. Als er geen leden waren was er geen platform en als er geen platform was zou er geen reglement nodig zijn. Dus alle begin ligt bij mensen die voor anderen in hun buurt opkomen die minder tijd, kennis en kunde hebben. Deze personen zijn geschapen met invoel- of inlevingsvermogen of hebben dat door ervaring ontwikkeld. Zij kunnen zich uitstekend verplaatsen in de zorgen van anderen. Daarvoor heeft men zoals voor meer eenvoudige zaken een enigszins verhullend buitenlands leenwoord toegepast, “empathie” geheten. Dat maskeert een beetje het idee dat je eigenlijk zulk een prima eigenschap hebt. Wij zijn bescheiden mensen, verbeelden ons niets en zetten daarom een masker op.
Vanaf mijn vijfde werd ik mij bewust dat ik eigenlijk sinds mijn geboorte als de dood was voor de dood. Weliswaar gingen er in die tijd volgens jouw waarneming nog geen mensen dood, maar het gevaar loerde overal. Er waren talloze mogelijkheden om mijn kostbare, onvervangbare leven in het volkomen niets te doen opgaan. Dat was de oorzaak dat ik onnoemelijk veel huilde. Ongeval, ziekte, geweld, oud en alleen zijn, steeds gebrekkiger worden tot de dood erop volgt, waren mijn grootste vijanden die mij voortdurend bedreigden.
Alleen zijn stond bij mij al gelijk aan dood zijn. Het was alles omvattend.
Wegens verregaand wangedrag (ik gehoorzaamde zelden het verzoek om op te houden met huilen) beleefde ik enkele seconden in de donkere kelder. Geen ouder of hij maakt fouten. Mijn iets oudere zusje kreeg toen een hevige aanval van aan- en voorstellingsvermogen wat wij dus nu empathie noemen. Zij krijste het uit. Zij begreep wat ik onderging. Alleen in het donker ben je blind, doof en stom, want je ziet en hoort niets en wordt niet gehoord, want je bent afgesloten van de leefwereld. Je bestaan is ten einde. Tot mijn grote opluchting merkte ik daarna dat ik toch niet buiten mijn ouders, mijn oneindige levenbeschermers, was geweest. Een gelovige zegt dat zo mooi van zijn God na een dip.
Niettemin begon ik al op mijn achtste aan voorbereidingen te denken om vervangingsmogelijkheden van mijn ouders te scheppen. Ik bad om een vrouw die mijn en haar alleen zijn zou opvullen indien de ramp zich voltrok en ik in een echte kelder zou belanden. De schooljuf in de eerste klas was gek op mij en wij bleven elkaar drie jaar trouw tot bleek dat zij mij als speelgoed had gebruikt, want zij ging er toen met een speelgoedfabrikant vandoor. Het zij zo. Vanaf mijn zesde in de eerste klas ondernam ik enkele pogingen tot wederzijdse toenadering. Ik was gul in het aanbieden van diensten, want ik begreep voor wat hoort wat, het middel om diensten te verkrijgen. Daarvoor had je zelfs geen verstand of opleiding nodig. Dat deed je gevoel wel voor je. Sommigen zeggen: het bezit van de zaak is het eind van het vermaak. Bij mij was het altijd andersom: het verlies van de zaak was het eind van het vermaak, of liever: van het geluk. Het bleek allemaal surrogaat, vervanging van het ware. Intussen weet je dat meer dan de helft van de mensheid zich alleen voelt. Dat beëindigen van de hoopvolle verwachtingen kunnen zo ingrijpend zijn dat je empathie kunt ondergaan. Je gilt in je hart als je een medemens, dier of stuk natuur machteloos naar de kelder ziet gaan omdat er geen hulpvaardige vrijwilliger is die zich aan regels bindt om levensvreugde voor zichzelf en anderen te behouden.
Het motief van de vrijwilliger. 

Intussen verscheen in het Wijkblad van Presikhaaf een artikel waarin staat dat de Werkgroepen Woonomgeving Presikhaaf (WWP1, WWP2 en WWW3) werden opgeheven. De wijk was zo uitgebreid geworden dat (wat eigenlijk al eerder werd vastgesteld) dat de vertegenwoordigers van deze groepen in een platform onmogelijk konden beslissen over wat aan de andere kant van de wijk moest gebeuren. De vertegenwoordiging vanuit buurtgroepen in Oost Presikhaaf gaven zich de naam "BewonersOverleggen". Via een centraal klachtenmeldingsnummer en www.anrhem.nl kunnen meldingen uit de woonbuurten nu direct bij de juiste personen/instanties terecht komen.




maandag 24 december 2018

DE HONDERDSTE BLOG!




23-12-2018  DE HONDERDSTE BLOG!

“Waar was jij toen je hoorde dat Kennedy was vermoord?”
Die vraag werd vaak gesteld als je levensloop ter sprake kwam. Het charisma, de aantrekkingskracht, van de president van Amerika was zo groot, dat die moord wereldnieuws werd en nog steeds indruk maakt. Het hoorde bij jouw kennis van de historie. Het besef werd versterkt dat er veel “slechte mensen” rondlopen die om één of andere reden de wereld denken te verbeteren door mensen die het niet met hun levensbeschouwing eens zijn te vernietigen, zodat alleen de goede mensen, die van hun levensbeschouwing, overblijven. Er kwamen echter steeds nieuwe generaties met de naar hun gedachten dezelfde fouten hebben. Met die instelling kan je wel aan de gang blijven de andere helft van de mensheid te doden.

Het was eind november en de weken daarop zo donker dat men spreekt van “de donkere dagen voor kerst”. De zon werd zelden gezien. Ook de stemming van de mensen leek er onder te lijden. De vele berichten over de onomkeerbare slechte klimaatverandering met de opwarming van de aarde, de vervuiling van lucht en water, de verwachte extreme weersverwachtingen met hittegolven, koude en overstromingen doen er het hunne toe. Meer mensen dan ooit stappen liever vrijwillig uit het leven.
De Bijbelse voorspelling, dat tegen het eind van de wereld de dagen verkort zullen worden, lijken bewaarheid. Als ik ‘s middags van mijn kwartiertje wandelen thuis kom moet ik het lampje bij de computer zo instellen dat het licht op het toetsenbord schijnt. Kom op zeg, dat was vorige jaren toch ook gewoon! Dat kan wel, maar behalve je nuchtere verstand, speelt het onbestemde gevoel ook een woordje mee..

En nu gaat men ‘kerstmis’ vieren op 25 en 26 december omdat op één van de dagen Christus geboren zou zijn. Iedereen weet inmiddels dat die datums niet kloppen. Op die dagen werd het “zonnewendefeest " gevierd, de terugkeer van de zon. Het was een heidens feest op een door heidenen vastgestelde datum. Nou, èn? Christus werd weliswaar geboren tussen eind september begin oktober, maar dat valt toch mooi te combineren met de herdenking van de geboorte van Christus, die namens Zijn Vader, de God Jahweh, die hemel en aarde schiep? Hij is toch het licht voor de mensen? De titel heiden betekent “niet Jood” en dat zijn wij 'niet joden' toch? Echter in die tijd en voor een grot deel van de mensheid is dat nog het geval: de meeste “niet joden” aanbaden niet Jahweh en Christus, maar een van de vele afgoden. Daar stelden zij hun hoop op. In dit geval was het de zonnegod Mitra. Het Oude Testament is de Bijbel (al of niet met de Deuterokanonieke Boeken) voor Joden, en daarin staat: "Leert de weg der heidenen (afgodendienaars) niet". Het Oude Testament én het Nieuwe Testament is de Bijbel voor de Christenen. Christenen lezen het Oude Testament, zoals in Romeinen 10 beschreven. Het woord Bijbel betekent bibliotheek. Er waren veel meer oude boeken, en daaruit is een keuze gemaakt waaruit beide testamenten (nalatenschappen) zijn samengesteld. In al die boeken valt te lezen hoe geïnspireerde mensen het ontstaan, het vervolg en het einde van de wereld (planeet aarde inclusief dampkring) eensgezind beschouwden. Wat nog belangrijker is, te weten, dat de inhoud van beide testamenten de bewoners van deze aarde zoals wij die nu beleven, als onvolmaakt, niet perfect beschouwen met alle verdrietige gevolgen van dien. De door hen aanvaarde Schepper, Jahweh genaamd, maakte die "fout"
die voor ons onbegrijpelijke oorzaak, in die oudste Boeken bekend, maar gaf tevens uitzicht op een volmaakte wereld met volmaakte bewoners. Het kwade wordt vernietigd om plaats te maken voor het volmaakte goede. Dat moest op een speciale manier bewerkt worden. Met enige kennis van het taalgebruik van de schrijvers uit hun tijd met haar vele symbolieken, hyperbolen en metaforen groeit wereldwijd het besef van de juistheid van die oplossing. 
Daarom kan men dezer dagen ook de vraag stellen: “Waar was jij toen je hoorde dat Christus was geboren en voor jouw zonden in de plaats was gestorven?”                                         



donderdag 20 december 2018

ZIE VERDER


Bres                        ZIE VERDER

Van vóór de oorlog tot een tijd erna stonden er op strategische plaatsen levensgrote borden met reclame voor één of ander merk. Er waren ook vertegenwoordigers van die merken. Die mensen heetten “reizigers”. Zo’n reiziger kwam eens uit het station Arnhem en zijn blik viel op een bord dat op Hotel Bristol naast het station stond. De reiziger vertegenwoordigde sigarenfabriek “Willem11” een bekende sigaar voor de middenklasse. Hij moest de tabakszaken van Arnhem afstruinen om te tonen dat de fabriek er altijd nog voor hen was. Je had ruwweg gesproken drie klassen wijken: de volkswijken, de middenstandswijken en de wijken voor de beter gesitueerden. Maar hij moest ze alle af om bestellingen op te nemen en het succes van de te sparen sigarenbandjes te promoten. Veel kinderen spaarden die en plakten ze in schriften en pronkten ermee en wisselden ze met elkaar.
Toen die reiziger voor de zoveelste maal het station uit kwam, viel zijn oog heel toevallig wat met meer belangstelling op de reclame van “zijn” merk sigaar. In plaats van “WILLEM11” zag hij daar tot zijn grote schrik staan: “WILLEM111”. Het duurde nog een maand voordat de fout op zijn initiatief was hersteld. Deze geschiedenis geeft alleen maar aan hoe gewenning werkt en dat de kracht van de reclame schuilt in de herhaling. Ongewilde reclame en zelfs anti-reclame kan op een gegeven moment aandacht trekken.
Met levensbeschouwingen, vooral op politiek gebied, is dat hetzelfde geval. Je hebt je aan één beschouwing of politieke partij verbonden en omdat je ouders en grootouders dat ook hadden gedaan, voel je je veilig door je ook daaraan te verbinden. Zij konden het met hun ervaring immers niet mis hebben. Helaas is elke vrouw en vent inconsequent en blijven gebreken aan die overtuigingen ontdekt worden. Wie die fouten niet ontdekt wordt tot de grijze massa gerekend die nooit heeft nagedacht.

Zag jij ook dat meisje in de gespreksgroep voor de televisie? Wat zij op haar jonge leeftijd al voor de kiezen had gehad, lichamelijk, geestelijk en sociaal, was onvoorstelbaar. Tenslotte zei ze: “Als ik dood ga kom ik daar ook wel weer overheen”. Als ze dat meende, dan ben ik gruwelijk jaloers op haar, want ik heb ondanks of juist door mijn hoge leeftijd een vreselijke hekel aan de gedachte van dood gaan.
Nieuwsgierigheid is de bron van alle wetenschap. Er zijn in Nederland alleen al drieduizend professoren. Iemand zei: een professor weet van weinig veel en van veel weinig. Het ontdekken lijkt wel een sport. Maarten van Rossum is op dat gebied een apart figuur. Hij zat aan de gesprekstafel van Pauw een demonstratie te geven van zijn ‘alwetendheid. Dat hij ook een ‘gewoon’ mens is, bleek toen uit het veelvuldig snuiten van zijn neus, waardoor Pauw zich met een gezicht van ‘lach of ik schiet’ de vrijheid permitteerde te vragen of hij last had van een loopneus. Alsof hij op een andere manier niet te onderbreken is. Het is tot een bepaalde hoogte grappig te zien met welk een minachting hij zich over vele gangbare beweringen uit laat. Hij profileert zich als Amerikakenner en historicus, maar hij brengt zijn tegendraadse feitenkennis zodanig dat hij daar ook een cabaretvoorstelling van kan maken. Hij loopt op het toneel kalm heen en weer en bij elke passage van het midden waar het spreekgestoelte staat neemt hij een heel klein slokje water alleen om zijn mond te bevochtigen. Spreekt hij over gediscrimineerde buitenlanders, kwalificeert hij onbeschoft vele leden van het Koninklijk Huis als een stelletje ongeregeld. Wat hij natuurlijk niet deed bij een vraaggesprek waar hij tegenover Pieter van Vollenhove zat die hem medeprofessor noemde. Diens vrouw Margriet vind ik trouwens de aardigste van de ‘hoogheden’. Maarten is ook de eenmansjury van het programma “De slimste mens”. De spelleider vroeg hem hoe hij aan al die wetenschap kwam. Zijn antwoord: “Een goed geheugen”. Dat was voor mij en kleine openbaring. Want de erkende bolleboos van de wereld is nog steeds Einstein; die zei bescheiden: “Ik weet van wat er te weten valt nog geen tien procent” en “eigenlijk weet ik niets”. En dat terwijl hij de hoogste wetenschap “natuurkunde” beoefent en zijn relativiteitstheorie nauwelijks door zijn vakgenoten kan worden uitgelegd.
Hawking was een goede tweede door te benadrukken dat het allemaal op dat gebied om de zwaartekracht draait. De kwantumtheorie belooft de theorie van het ontstaan van het heelal door de oerknal te bevestigen. De vinding van het ‘uitdijend’ heelal meent men al te kunnen verklaren. Dat is een bijzaak, want men blijft bij dit alles zoeken naar de bron van al die energie waardoor alles is ontstaan. Alleen de eenvoudige mens die in de Bijbelse God gelooft, weet het.

Een paar maanden voordat ik dit schreef was er het nieuws dat er een tweede tunnel in een ring onder Geneve werd aan gelegd. De eerste tunnel was 27 km lang; de afstand Arnhem Apeldoorn. Je zag op een foto, dat er iemand op een smal paadje langs die tunnel fietste. De tunnel werd gebruikt om het tot nu toe ontdekte kleinste deeltje met een vaart van éénmiljard km per uur op elkaar te laten botsen. Het resultaat: ze stelden vast dat een nog kleiner deeltje moest zijn. Ik kan niet zeggen ‘ze zagen’, want dat kleinste deeltje is met een ontzettend fijne microscoop nauwelijks te zien, eigenlijk alleen maar met een steeds grotere uitvergroting per computer en dan werd daarop een theorie los gelaten. Professor Higgs had op dat moment de leiding over dat kostbare experiment, zodat men dat kleinste deeltje ‘het Higgsdeeltje’ noemde. En nu willen deze natuurkundigen in een nog langere  tunnel ernaast twee van die Higgsdeeltjes op elkaar laten botsen, waardoor een nog kleiner deeltje te voorschijn komt.
De Nederlandse professor Robbert Dijkgraaf, directeur van het hoogste wetenschappelijk instituut op aarde (natuurlijk in Amerika gelegen) legde dat allemaal uit in het programma “De Wereld Draait Door”, met gespreksleider Matthijs van Nieuwkerk. Het VARAprogramma wil graag populair wetenschappelijk meedoen. De wetenschap heeft inderdaad de taak om nieuwe ontdekkingen voor de mensheid toegankelijk te maken.
Daar draaft af en toe ook de vrolijke neuroloog Professor Scherder op om met beelden te laten zien hoe de hersenen er uit zien. Het bestaat, zo zegt hij, allemaal uit kamertjes die vlakjes worden genoemd. Zo heeft ieder vlakje een apart doel; bijvoorbeeld het geheugen, wat hij op een bepaalde plaats onder de hersenpan situeerde. De vele andere onnoembare vlakjes brachten signalen aan elkaar over, wat het denken veroorzaakt. Dat denken bestaat (dacht ik het niet) uit het maken van “ezelsbruggetjes”. Dat wil zeggen: om op een gedachte te komen maak je voortdurend gebruik van de inhoud van andere vlakjes die op een of andere wijze verband hield met die op dat moment vergeten gedachte. Je komt bijvoorbeeld een oude bekende tegen en praat met hem als ouwe jongens krentenbrood over gezamenlijke herinneringen. Na het afscheid denk je: “Wie was dat ook al weer”. Nou dan ga je omstandigheden na waarin je hem eerder ontmoet zou kunnen hebben, als je vroegere voetbalclub, je schoolklas of oude woonbuurt. Als je daarmee toch niet slaagt, geen nood. Leg het naast je neer, vergeet het, en dan opeens komt de naam en de oude situatie waarin je een tijd samen leefde, zomaar te voorschijn. Nee, ik ben gelukkig nog niet dement, zeg je opgelucht.
Die vlakjes lijken mij echter zo lek als een zeef. Ze lijken elk een spionage netwerk te hebben. Hij herinnert zich soms zaken die helemaal niet hebben bestaan. Wat voor hem zekerheden zijn blijken ‘wanen’. Er bestaat ook zoiets als niet uitgesproken gedachten en gevoelens overbrengen van de ene mens naar de andere, “telepathie” genaamd, wat weer aan bijgeloof grenst. Verder “geloven” sommigen, vooral leden van Pinkstergroepen, aan de hand van de Bijbelse handoplegging, in haptomonie’, wat meer draait om het overbrengen van energie, hopende genezing te bewerken. Maar nou beweeg ik me op het terrein van de psychologie en het "spirituele".
Geen vrolijker wetenschap om anderen deelgenoot van te maken dan neurologie zegt de tevreden Scherder. En hij gaat met zijn collega’s  door met onderzoeken, zoals alle wetenschappers op hun vakgebied door blijven gaan. O, welk een vreugde begin dit jaar. Het enige wezentje wat maar één vlakje heeft is het fruitvliegje! Dat vlakje is nu onderwerp van intense studie. Neurologen gaat het vlakje doorsnijden en de helften ook weer doorsnijden, enzovoort. Tot zij eindelijk echt te weten komen wat ze echt inhouden en hoe ze werken. Waarom? Om te weten waar de energie van ‘denken’ vandaan komt. In het kleine ligt het grote, zo redeneert men. Dichteres Henriëtte Roland Holst zei al: “De zachte krachten zullen zeker winnen”.
Toch denk ik aan de uitspraak van dat jonge meisje over de dood: “Daar kom ik ook wel overheen”. En ik zie nog voor me het grote reclameboord op het dak van een gebouw op de hoek Velperplein Steenstraat. Daarop stond een bejaard echtpaar, gearmd, een hondje ernaast, zij een paraplu boven hen. Het bord was van de RVM (Rotterdamse Verzekerings Maatschappij), en de boodschap onder het echtpaar was simpel: “ZIE VERDER”.
Dat ik onder deze blog en meer bloggen met grote letters dien te zeggen, hoeft geen betoog:
O.V. (onder voorbehoud)





maandag 26 november 2018

BEZOEK UIT OORLOGSTIJD


Bres 18-11-18:  BEZOEK UIT OORLOGSTIJD

“Ik kloofde hout en dacht diep na over deze zin die ik op zou schrijven”.  
Met deze zin begint het tweede deel van mijn boek “Van Huis en Haard verdreven, dagboek van een evacué tijdens de slag om Arnhem´.  Op last van de Duitsers alswel door de Engelsen gedropte pamfletten werd de Arnhemse bevolking gemaand de stad te ontruimen wegens de aangekondigde aanval. Het dagboek, eerst met de hand geschreven en later in tweevoud op papier overgetypt, werd direct na terugkeer uit het evacuatieadres door stadsarchivaris Graaf Idekinge bij mij thuis opgehaald en in het archief opgenomen. Dit wil zeggen, hij kopieerde het en bracht het origineel keurig terug. Dat zond ik naar het adres van de familie die ons wél hartelijk had ontvangen. Het ging daar van het ene familielid van hen naar het andere. Het duplo werd naar mijn familie in Friesland en Groningen gestuurd, waar het langs de familie daar ging. Zowel mijn vader als mijn moeder hadden zes broers en zussen. Daarna kreeg ik dat laatste netjes terug.
Later gaf Uitgeverij Boekscout het uit. Als daarvan twintig zijn verkocht mag ik blij wezen. Boekscout is één van de drie uitgeverijen die op basis van “printing on demand” één boek laten drukken, nadat je als schrijver eerst veertig kandidaat-kopers hebt gevraagd of ze akkoord gingen met het ontvangen van promotiebrieven van de uitgever. Daarin slaagde ik en zo ontving ik het eerste exemplaar van 280 bladzijden. 
Toen bleek dat ik zelf het boek moest aankondigen en aanbevelen bij mijn kandidaten en overige relaties. Het moest 20 euro kosten. Mijn pogingen om in dagblad De Gelderlander een recensie te laten schrijven, strandde op stilzwijgen.
Met mijn boek “Presikhaaf, het Verhaal van een Landgoed” ging het eenvoudiger. Het wijkplatform Presikhaaf betaalde een drukkerij voor het eerste en tweede deel en later toen ze samen in één boek van 350 pagina’s met foto’s en plattegronden werden gedrukt, betaalde het aan Uitgeverij Kontrast te Oosterbeek 8000 euro. Het platform zorgde ook voor de promotie.
Ik wil hiermee zeggen dat het een schrijver, behalve het denk- en typwerk, enige moeite kost zijn eerste schrijfsel onder de aandacht van het publiek te brengen. Als dat een succes blijkt, vraagt de uitgever, die winst ruikt, om meer boeken van de hand van die schrijver. Zelfs een ingevoerde schrijver als Harrie Mulish moest allerlei capriolen uithalen om zijn eerste boek onder de aandacht te brengen.

Dit is een te lange inleiding voor de eerste zin die ik hier op schreef, maar wel een goede verklaring voor het feit dat wij een familie dankbaar waren voor het behoud van ons gezin in de laatste negen maanden van de oorlog 1940-45. Zij verborg hun zoon en mij in een schuilplaats die de zoon in het plafond van de bedstede had gemaakt. Daarin lag al de verborgen radio. Toen twee soldaten van de Duitsers een razzia in onze buurt hielden, werden wij op het nippertje gewaarschuwd en ontkwamen wij aan de arrestatie dankzij die schuilplaats. 
Maar het begon eigenlijk na die eerste regel. Want ik kloofde hout op het erf van de boer waar wij door bovenmeester Monsema van de school in Leusden naar werden verwezen. Aan de andere kant van de sloot, die het erf scheidde van het smalle laantje, had ik eerder een klein meisje met een kleine jongen richting snelweg zien lopen. Naar ik later hoorde bracht zij toen haar neefje naar de bushalte. Nu keerde zij alleen terug en hoorde ik een stem: “Zaag je dat jonk bie maai?” Ik keek op, en daar stond dat jonge ding met een rode strik in haar zwarte haar. Ik zei: “Ja”. “Daat was ok mien vraaier”, vervolgde zij. “Heb je er dan meer?”vroeg ik. “Ooooo, ik hep er wel zesendaartig”, antwoordde ze. “Nou nou, zoveel heb ik er niet eens”, zei ik. “Mien moeder vroeg wanneer jie noe es aan kump”, zei ze.

Ik sloop die avond stiekem achter de haag langs naar het huis honderd meter verder. Het waren twee huizen onder een dank, en midden onder gevel stond “De Nachtegaal”. De ontvangst was meer dan hartelijk. De moeder vroeg bezorgd of wij het wel goed hadden bij die boerenfamilie. Want die boer stond in het dorp bekend als de rijkste en gierigste boer uit de omtrek. Wij, evacués, waren kale staadse opvreters. Iedereen was vol medeleven met ons. Wij dachten dat de boerenfamilie een beeld vormde van de bewoners van het platte land. En nu ontdekten wij tot onze opluchting opeens dat hier ook nog “mènsen” woonden: de familie Van den Broek, bestaande uit een jongen in de gevaarlijke leeftijd van 19 jaar, net als ik, en twee meisjes, Jannie van 13 en Jopie van 11 jaar. De vader was bosarbeider op het landgoed ‘De Boom’ aan de andere kant van het laantje, de Leusbroekerweg geheten. Het landgoed behoorde aan een gravin, die in een fraai landhuis daar woonde. 

Ik bezocht de gastvrije familie toen regelmatig, Soms kwamen mijn ouders mee. Mijn vader was vaak in gesprek met de moeder over godsdienstige inzichten. De ouders waren ver van tevreden over de houding van de Hervormde kerk, die volgens hen partij trokken voor boeren als waar wij waren ondergebracht, eerst in de deel boven de koeien en daarna in het “bakhuus” bestaande uit één kamer van 5 bij 6 meter. De verloofde van mijn zuster voltooide ons vijftal en daarna kwam nog mijn oude vriend Henk uit Den Haag een paar weken logeren. De verloofde, de trompettist van de Arnhemsche Orchest Vereeniging, nu Het Gelders Orkest, vertrok tussentijds naar zijn ouders in Hilversum, en Henk Nieuwenhuis van de Jeugdbond Voor Onthouding uit Den Haag meldde zich later vanuit Tsjecho-Slowakije.

Vader herstelde als kleermaker kleren van bewoners uit Leusden en ik als boekbinder de boeken van de bibliotheek. Soms werkte ik op het land van de boer. De kinderen uit de woningen uit de buurt hoorden dat ik als jeugdleider spelletjes deed kwamen nu regelmatig. Wij hadden de grootste pret in de ruime huiskamer van de familie. 
Intussen vlogen Engelse en Duitse vliegtuigen geregeld over ons heen, soms erg laag en vurend. Maar wij vreesden het meest de haperende vliegende bommen, de V-1’s, waarvan de motoren soms juist boven het bakhuus afsloegen. En niet te vergeten de angst voor de Duitsers die steeds vaker het erf opkwamen, zodat ik me in de vleesrookruimte achter de kamer moest verstoppen. Want het concentratiekamp Amersfoort was dichtbij. Daar werd één op de tien gevangenen doodgeschoten.
Direct na de bevrijding ging ik op de fiets met massieve banden naar Arnhem en zag dat ons huis een voltreffer had gekregen. Ik herstelde het zo goed mogelijk, zodat ons gezin met de ponywagen kon terugkeren. Wij kregen na een jaar een kleine halfbakken labrador, die wij "Jopie" noemden. De familie Van den Broek kreeg een herdershond. De naam…. Pieto. Ik bezocht de familie regelmatig. De vader werd 101 jaar en ging op zijn 92e nog op de fiets met de Wachttoren de streek rond. De moeder werd 98 jaar. 
Nieuwsgierige dochter Seraja en ik bezochten een  half jaar geleden het echtpaar, dat opbelde verhuisd te zijn naar Woudenberg. Ze reden ons naar de plekken waar wij onze avonturen hadden beleefd. 

En nu, 18-11-18, zat Jopie, inmiddels 85 jaar, bij ons op de bank, tussen Henk en mij in. Verder in de kring hun drie dochters, Lydia, Suzanne, Mirjam, inmiddels gemiddeld vijftig jaar, tussen mijn kinderen, Peter, Seraja en haar vriend Ryan. Demente en blinde moeder Gerda zat onder een dunne deken op de ligstoel in de hoek. Wij kwamen tijd te kort bij het ophalen van al die herinneringen. Seraja toverde op de grote televisie mijn foto’s uit de evacuatie. Wij zagen allen tot onze verbazing ons met de familie van toen met de vader en moeder op het scherm. Een van de dochters, Lydia, woont nu op de Brouwerijweg en is manager van scholengemeenschap het R.O.C. (Regionaal Onderwijs Centrum). Zij hadden bloemen meegebracht en andere kleine geschenken. Wij omhelsden en kusten elkaar bij hun vertrek. Het meest ontroerd bleken allen toen ik zei: “Jopie, in feite hebben wij ons leven aan jou te danken”. Tranen werden weggepinkt.
Bijna de hele familie was na de oorlog tot het Wachttorengenootschap toegetreden. Drie leden van mijn gezin bezoeken de Adventkerk. Wij beschouwden elkaar als christenen en spraken niet over de verschillen van leer. Henk had net als ik een tijd lang in het werkkamp voor gewetensbezwaarden te Vledder doorgebracht. Hij zeven jaar na mij. Ook toonde Seraja het kamp op het televisiescherm, wat uitroepen van herkenning bij Henk en mij teweeg brachten.
Toen wij tijdens de wederopbouw van Arnhem weer naar ons door een voltreffer beschadigde huis waren teruggekeerd kregen wij een hond, Jopie geheten. Het meisje Jopie kreeg een hond die Pieto genaamd werd. Zij trouwde met Henk Heuff. Het paar kreeg vier kinderen, drie meisjes, één jongen.  

“Presikhaaf, het Verhaal” ligt te koop bij Bruna Presikhaaf en met “Van Huis en Haard” bij Bol.com.
Ik heb een website “www.pietschreuder.blogger.com”.




zondag 23 september 2018

Weten en geloven


Bres –                    Weten en geloven

Ik weet dat mijn verstand te beperkt is om alles wat op aarde en in de hemel gebeurt te bevatten.
Ik weet dat er een persoon moet zijn met een volledig verstand om dit alles te besturen.
Ik weet dat personen die ik als goed beschouw de vreselijkste dingen kunnen overkomen die hen ongelukkig maken.
Ik weet dat personen die ik als minder goed of als slecht beschouw prachtige zaken beleven die hen gelukkig maken.
Ik weet dat leven geen begin en einde heeft.

Ik hoop en geloof dat er een persoon moet zijn die een volledig goed verstand heeft om al wat op aarde en in de hemel is en gebeurt goed bestuurt.
Ik geloof dat vanaf het begin van het leven van de natuur waarvan de mens een onderdeel is, de mens ervoer dat er in de hemel en op aarde door ons niet te begrijpen fouten zijn ingeslopen die het leven daardoor ongelukkig maken; het kwaad genoemd.
Ik geloof dat de mens werd ingegeven dat er herstel van het geluk zal komen en het kwaad wordt vernietigd.

Ik weet door de vervuiling van lucht, water en aarde een einde aan het bestaan op deze aarde zal komen.
Ik weet dat door de snelheid van het toenemen van die vervuiling dat einde spoedig en onverwacht voor mensen zal komen.

Ik geloof dat daarna op een vast gestelde tijd voor alles wat op aarde geleefd heeft, dus ook de mensen van vroeger en nu, een van het kwade gezuiverde hemel en aarde zal zijn.
Ik geloof dat dit in het oudste boek, de Bijbel, deze gezuiverde hemel en aarde is beloofd en tot stand zal komen.

Met “weten” bedoel ik de algemeen aanvaarde bewijzen door erkende wetenschappers aangevoerd.
Met “geloven” bedoel ik door mij en velen aanvaarde Bijbelse stellingen en beloften. Zo is de wet Liefde voor God en de naaste en de wet van de tien geboden in bijna alle landen de grondslag, waarvoor geen bewijzen nodig zijn.

Op de muur van de vijver voor het parlementsgebouw staat met letters van één meter hoog het eerste artikel van de grondwet: Wie zich binnen onze grenzen bevindt heeft dezelfde rechten en plichten.
Voorts zegt de wet, dat alle mensen voor de wet gelijk zijn. Alsmede: Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen.
Mijn aantekening bij het laatste: Voor de christen geldt dit evenzeer de wet der tien geboden, naar woord en voorbeeld van Christus. Dat dit door eerder gestelde beperktheid van verstand een streven en beginsel blijft is te betreuren, maar niet als excuus aan te voeren. Hierin heeft de Bijbel voorzien en de oplossing geboden.

zondag 26 augustus 2018

WARME DAGEN

                       Warme dagen

Genesis 9 e.v.: “De vloed overstroomde de aarde veertig dagen lang… zelfs de hoogste bergen kwamen onder water te staan…. alles wat op aarde leefde kwam om, ook alle mensen …..

2 Petrus 3:7: “De tegenwoordige hemel en aarde worden door datzelfde woord bewaard om op de dag van het oordeel, waarop de goddelozen ten onder zullen gaan, worden prijsgegeven aan het vuur”.

Zo, dat hebben we ook weer gehad. Schrijf het maar op in je dagboek: In juli en augustus 2018 twee hittegolven (tussen 25 en 30 graden)  achter elkaar. Geen mens kon zich herinneren zoiets eerder te hebben meegemaakt. De metrologen, deskundigen die de geschiedenis van het klimaat hebben bestudeerd, zijn het erover eens dat het opwarmen van de aarde onomkeerbaar is. Bepaalde bomen als de eik, en bepaalde planten als de rododendron, zullen over enkele tientallen jaren niet meer in het Nederlands landschap te zien zijn door tekort aan water en teveel aan hitte. Niettemin blijven de veroorzakers, de mensen en dieren, in snel tempo toenemen. Spraken we eerst over 7,3 miljard mensen, nu hebben we het over 7,5 miljoen. Ondanks klimaatakkoorden, elektrische auto’s en zogenaamde duurzame energiebronnen als windmolens en zonnepanelen: er is geen houden aan.

Ik mocht ruim zestig jaar deelnemen aan allerlei commissies die herstel en behoud van natuur en milieu nastreefden. En niet zonder succes. Na niet geringe strijd werden een paar terreinen van hun industriebestemming verlost en gedeeltelijk aan de natuur terug gegeven. Een paar omgezaagde parken in onze buurt “verrezen uit de as” of kregen een opknapbeurt na achterstallig onderhoud. De overheid liet tenslotte blijken ons doorzettingsvermogen op dit gebied zeer op prijs te stellen. Ik weet het: het is een druppel op de gloeiende plaat. Maar een ideaal hebben is een reden om te leven.

Nu zijn het niet slechts gelovigen die de ondergang van de wereld volgens het oudste boek aankondigden; zij vinden de wetenschappers aan hun zijde. De gelovigen als ik hebben dit op de anderen voor: zij lezen in datzelfde boek, dat er daarna een nieuwe hemel en aarde komt, waaraan wij deel kunnen hebben. Dus beschouw ik mijn deelname aan behoud van natuur en milieu als een signaal aan de mensen die zeggen: ,Het zal mijn tijd wel duren. Laat Gods water maar over Gods aarde stromen’. Nu is het mijn beurt te zeggen: ‘Lijkt de Bijbel een sprookjesboek? Duizenden jaren geleden geschreven om de mens eerst angst aan te jagen en daarna valse hoop te geven, kortom fantasie? Waar blijf je nou? Wat bieden we onze kinderen en kleinkinderen voor toekomst?” In die trant wordt ook in het parkje naast ons op de ontmoetingsplek gesproken. Ik probeer soms de lont in het kruitvat te gooien door te vragen: “Geloof jij in toeval?” De anderen kijken elkaar dan aan alsof ze bij één van hen een goed antwoord vinden.

Ik dacht iets nieuws voor mijzelf en anderen te hebben uitgevonden, de spreuk: “Leven komt uit leven voort; niets uit niets”.  Helaas zei Prediker al dat alle dingen al eerder gedacht zijn. “Er is niets nieuws onder de zon. En aan vele boeken schrijven is geen einde”. Met die (herontdekte)  spreuk lijk ik een beetje zowel aan de evolutietheorie als aan het scheppingsverhaal tegemoet te komen. Beide stellingen stellen immers een ‘begin’ voor. En dat terwijl ik meen, dat God en het heelal geen begin en geen einde hebben. Voor begrippen als tijdloosheid in ruimte en tijd is ons verstand te beperkt. Het eerste deel van de spreuk veronderstelt toch dat er een begin was en het eerste leven op aarde evolueerde? Even niet denken aan de ‘missing link’, de ontbrekende schakel tussen aap en mens. Niettemin zien we dat de primitieve mens zich tot de nu ontwikkelde mens middels het ‘uitvinden en ontdekken’ van de geheimen van de natuur is ontstaan. Maar waar blijft hier dan het allereerste begin? Niemand gelooft dat het leven uit een gaswolkje (indien die er was) uit zichzelf is ontstaan. En wat te denken over het ‘ontstaan’ van het denkvermogen van de mens, waardoor hij keuzemogelijkheden kreeg?

Er blijkt voor mij maar één mogelijkheid: het piepkleine planeetje aarde werd door de heerser van het heelal, dat begin- en eindeloos is, aangewezen om door de geschapen mens te worden bewoond met één doel: een rechtszaak te beslechten waar werd bewezen dat het onvoorziene kwaad geen recht van voortbestaan had. De aarde zal dus een leefbare, gelukkige plaats voor de mensen worden. Daar valt voor mij mee te leven.




dinsdag 5 juni 2018

Terugblik 2 (0-6 jaar)


Er is in deze website een blogje “Terugblik 1” opgenomen. Dat is een zelfbeschouwing, zo je wilt: een aanzet tot autobiografie. Ik las niet alleen biografieën, maar ook enkele autobiografieën, zoals die van Gandhi. Het is een hachelijke zaak je “levensverhaal” publiekelijk weer te geven. Het is niet een dagboek, maar je gevoelens en gedachten herinneren en beschouwen, en erger: te laten beschouwen kan kritiek oproepen. Wat is het nut en onnut? Mensen aan jouw leven te laten toetsen? Heb ik de neiging mijn karakter en mijn daden, die ik in het verleden deed, zo mooi mogelijk weer te geven en de minder mooie achterwege te laten?
Toch wil ik graag, in elk geval mijn kinderen, na mijn dood een beeld van hun vader achter laten. Vele mensen zijn immers belangstellend naar wie hun voorouders waren en wat ze deden? Mijn overbuurman Dorrenstein was voorzitter van de Algemene Slagersbond. Het was in de tijd dat er “zuilen” waren, wat wil zeggen dat er ook Christelijke en Katholieke slagersbonden bestonden, zoals ook scholen en voetbalverenigingen werden ingedeeld. Mijn kleine stencilinrichting annex drukkerijtje bestond ervan. De bestuursleden die mij opdrachten kwamen geven voor het maken van folders, rondzendbrieven en brochures,  waren allemaal even vriendelijk en bezochten me zelfs thuis op.
De neef van de overbuurman kwam af en toe bij hem op visite. Mijn overbuurman kwam af en toe bij mij aanlopen om verslag van zijn belevenissen uit te brengen. Die neef was de van televisie bekende “misantroop” Hans Dorrenstein. Die had zijn oom toevertrouwd dat hij ook eens onderzoek deed naar zijn voorvaderen. Maar toen hij daarin een grote schurk tegenkwam, was hij daarmee dadelijk opgehouden.

Mens en muziek
Ik was en ben nog vaak overdonderd door de taal van bepaalde muziek. Wat moesten dat ontzettend hoogstaande en wonderlijk begaafde mensen zijn geweest, die hun gevoel zó in muziek konden uitdrukken. Ze brachten, menselijk gesproken, hemelse muziek voort. En dan te lezen dat Verdi, Liszt, Paganini en meerderen door mij bewonderden, het tegendeel van het verwachte voorbeeldige leven hadden geleid. Wat een teleurstelling. Dan nog beter te vernemen en je te verbazen over het feit dat de schepper van het door velen ervaren mooiste muziekstuk, Beethoven, zijn negende symfonie, nooit door hem zelf beluisterd kon worden omdat hij vóór de eerste uitvoering doof werd.
Dus, nu ik nog ‘ter tale’ ben, bekruipt mij af en toe het gevoel om voor mijzelf, mijn kinderen, andere familieleden, vrienden en kennissen, mijn gebeurtenissen op te schrijven om te bespeuren of mijn tijdelijke leven hier al of niet te herinneren waard was.

Nieuwe periode
De blog Terugblik 1 (van mijn jaar 0 tot 6) eindigde met het ‘tragische’ afscheid van de aan mij ontrouwe juffrouw Wundering ten bate van die nooit door mij geziene speel-goedfabrikant.
Mijn hoge leeftijd stelt mij in staat mijn leven in perioden in te delen, hoewel ik wat datums betreft een minkukel ben. Het enige wat ik op dat gebied kan voorstellen was de verhuizing van de Vogelwijk naar Plattenburg. Nee, daarmee kan ik toch niet beginnen zonder me een paar zaken te memoreren uit die eerste periode die zich in mijn geboortehuis voordeden. Dat moet, omdat het nogal heftige waren en mij bleven vergezellen in de volgende perioden.
Het eerste was de tijd voor het slapen gaan. Om zeven uur bracht mijn moeder me naar boven in bed en stopte mij lekker warm in. Ik hoorde daarna hun gesprekken, die ze samen of met visite voerden. Achteraf gezien een vreemde gewaarwording dat ik de woorden hoorde, maar niet wist wat ze betekenden. Dat was zo erg nog niet. Veel en veel ingrijpender was het gevoel wat me gauw overviel. Ik werd bang, doodsbang. Ik begon zo hard als ik kon te schreeuwen: “Mammie! Mammie! Mammie!”, net zolang totdat ze de trap op naar me toe kwam. Hoewel ze al bekend was met mijn angst, vroeg ze toch: “Pietje, wat is er?” Bijna huilend zei ik: “Mammie, ik ben zo bang voor de dood”. Tja, wat moest ze anders antwoorden dan: “Pietje, je gaat nog lang niet dood”.
Het antwoord was natuurlijk niet afdoende, maar toch voldoende om na een zoveelste knuffel de slaap te kunnen vatten. Dat ik dit beleven in Terugblik 2 nog vertel komt omdat het mij nog steeds enigermate vergezelt. Weliswaar ben ik op dat gebied nuchterder geworden, maar ik neem nog steeds geen genoegen met de wetenschap, dat ik hier tijdelijk ben, hoezeer ik dat gevoel ook met de christelijke beloften tracht te bestrijden.

De leegheid van het bestaan
Nog steeds vóór mijn achtste jaar en vóór de verhuizing naar Plattenburg had ik op regenachtige dagen dat ik thuis zat, af en toe de akelige klacht: “Mammie, ik weet niet wat ik doen moet. Ik verveel me zo”. Zij stelde me voor: ”Ga dan tekenen in je schetsboek” . “Heb ik geen zin in”, was mijn antwoord. En zo ging het met alle suggesties om mij ergens prettig mee bezig te houden. Ik kan mij voorstellen dat wie dit leest denkt: "wat een verwend jochie. Zou je hem niet achter het behang plakken!? Zet hem toch aan het boontjes afhalen, de was opvouwen of welke nuttige bezigheid ook, al of niet prettig". Ik durf te wedden dat mijn ouders, ook al waren zij de beste psychologen ter wereld, er geen raad mee wisten. Ik had dat nutteloze gevoel van geen van beiden.
Ik heb eens geprobeerd te breien. Maar de pannenlapjes die ik voortbracht bezaten zoveel gaten dat mijn moeder zich de vingers brandde. Een ervaring meer van mijn echt ongewilde onhandigheid. En ik kan u tot op heden nog verzekeren dat ik echt onhandig ben, hoezeer ik die gedachte of kwaal ook bestrijd.

Verward
Je hoort de laatste tijd veel over mensen die een moment, of chronisch, verward zijn. Zij kunnen dan opeens een vreemd of zelfs levensgevaarlijk gedrag vertonen. Het is voer voor psychologen en psychiaters. De wereld wordt er niet veiliger op. De bijbellezer die hiervan kennis neemt kan mogelijk het gedrag van een persoon in de Bijbel met andere ogen zien. Hij stelt vast dat het verschijnsel van alle tijden is. Er zijn voortdurend meer mensen op aarde gekomen en daarmee meer mensen (en dieren) met meer lichamelijke en geestelijke kwalen. Door de techniek is de berichtgeving over situaties in andere delen van de wereld dezelfde dag al overal bekend, zodat gevoelens van gevaren en onveiligheid steeds dichterbij komen.

Trauma’s
Soldaten keren van zogenaamde “vredesmissies” van de andere zijde van de wereld terug en een aantal van hen zijn door hun ervaringen geestelijk zieken en ongeschikt geworden voor een normaal sociaal leven.

Aanpraten 
Dit alles en meer kan aanleiding geven tot zelfonderzoek. Iemand kan zich afvragen of hijzelf ook verward is en de zaken niet meer juist ziet. Hij verkeert in onzekerheid. Je praat het jezelf aan of laat het je door een ander aanpraten. Gelukkig is er een mechanisme in de geest, dat na korte of langere tijd de  meest deprimerende ervaringen uit het geheugen wist, of als minder deprimerend doet ervaren. Maar er zijn helaas mensen bij wie ze nooit verdwijnen. Ze moeten begeleid worden. Naar gelang de ernst thuis of in een inrichting. De vraag om vrijwillige of professionele zorgverleners als mantelzorgers wordt steeds groter. Welk een invloed dat op de samenleving heeft met het steeds ouder worden van mensen met kwalen als dementie, laat zich raden. Als ik dus op mijn 93-jarige leeftijd (ik ben van 29-1-25) een autobiografie schrijf opdat mijn kinderen na mijn dood een vollediger beeld van mij krijgen, zullen zij e.a. met al deze zaken rekening moeten houden. Maar ikzelf bij het schrijven des temeer. Daarom is deze blog slechts een ‘voorwoord’ van de volgende, waarin ik probeer mijn gevoelens, gedachten en daden na mijn vierde klas Lager School te beschrijven.

Er komt nog een "Terugblik 3". Dat gaat over de periode vanaf mijn zesde jaar.