Bres – Weten en geloven
Ik weet
dat mijn verstand te beperkt is om alles wat op aarde en in de hemel gebeurt te
bevatten.
Ik weet
dat er een persoon moet zijn met een volledig verstand om dit alles te
besturen.
Ik weet
dat personen die ik als goed beschouw de vreselijkste dingen kunnen overkomen
die hen ongelukkig maken.
Ik weet
dat personen die ik als minder goed of als slecht beschouw prachtige zaken
beleven die hen gelukkig maken.
Ik weet
dat leven geen begin en einde heeft.
Ik hoop en geloof dat er een persoon moet zijn die een volledig goed verstand heeft om al wat op aarde en in de hemel is en gebeurt goed bestuurt.
Ik hoop en geloof dat er een persoon moet zijn die een volledig goed verstand heeft om al wat op aarde en in de hemel is en gebeurt goed bestuurt.
Ik
geloof dat vanaf het begin van het leven van de natuur waarvan de mens een
onderdeel is, de mens ervoer dat er in de hemel en op aarde
door ons niet te begrijpen fouten zijn ingeslopen die het leven daardoor
ongelukkig maken; het kwaad genoemd.
Ik
geloof dat de mens werd ingegeven dat er herstel van het geluk zal komen en het
kwaad wordt vernietigd.
Ik weet
door de vervuiling van lucht, water en aarde een einde aan het bestaan op deze
aarde zal komen.
Ik weet
dat door de snelheid van het toenemen van die vervuiling dat einde spoedig en onverwacht
voor mensen zal komen.
Ik
geloof dat daarna op een vast gestelde tijd voor alles wat op aarde geleefd
heeft, dus ook de mensen van vroeger en nu, een van het kwade gezuiverde
hemel en aarde zal zijn.
Ik
geloof dat dit in het oudste boek, de Bijbel, deze gezuiverde hemel en aarde is
beloofd en tot stand zal komen.
Met “weten” bedoel ik de algemeen
aanvaarde bewijzen door erkende wetenschappers aangevoerd.
Met “geloven” bedoel ik door mij
en velen aanvaarde Bijbelse stellingen en beloften. Zo is de wet Liefde voor
God en de naaste en de wet van de tien geboden in bijna alle
landen de grondslag, waarvoor geen bewijzen nodig zijn.
Op de muur van de vijver voor het
parlementsgebouw staat met letters van één meter hoog het eerste artikel van de
grondwet: Wie
zich binnen
onze grenzen bevindt heeft dezelfde rechten en plichten.
Voorts
zegt de wet, dat alle mensen voor de wet
gelijk zijn. Alsmede: Iedere
Nederlander wordt geacht de wet te kennen.
Mijn
aantekening bij het laatste: Voor de christen geldt dit evenzeer de wet der
tien geboden, naar woord en voorbeeld van Christus. Dat dit door
eerder gestelde beperktheid van verstand een streven en beginsel blijft is te
betreuren, maar niet als excuus aan te voeren. Hierin heeft de Bijbel
voorzien en de oplossing geboden.