maandag 26 november 2018

BEZOEK UIT OORLOGSTIJD


Bres 18-11-18:  BEZOEK UIT OORLOGSTIJD

“Ik kloofde hout en dacht diep na over deze zin die ik op zou schrijven”.  
Met deze zin begint het tweede deel van mijn boek “Van Huis en Haard verdreven, dagboek van een evacué tijdens de slag om Arnhem´.  Op last van de Duitsers alswel door de Engelsen gedropte pamfletten werd de Arnhemse bevolking gemaand de stad te ontruimen wegens de aangekondigde aanval. Het dagboek, eerst met de hand geschreven en later in tweevoud op papier overgetypt, werd direct na terugkeer uit het evacuatieadres door stadsarchivaris Graaf Idekinge bij mij thuis opgehaald en in het archief opgenomen. Dit wil zeggen, hij kopieerde het en bracht het origineel keurig terug. Dat zond ik naar het adres van de familie die ons wél hartelijk had ontvangen. Het ging daar van het ene familielid van hen naar het andere. Het duplo werd naar mijn familie in Friesland en Groningen gestuurd, waar het langs de familie daar ging. Zowel mijn vader als mijn moeder hadden zes broers en zussen. Daarna kreeg ik dat laatste netjes terug.
Later gaf Uitgeverij Boekscout het uit. Als daarvan twintig zijn verkocht mag ik blij wezen. Boekscout is één van de drie uitgeverijen die op basis van “printing on demand” één boek laten drukken, nadat je als schrijver eerst veertig kandidaat-kopers hebt gevraagd of ze akkoord gingen met het ontvangen van promotiebrieven van de uitgever. Daarin slaagde ik en zo ontving ik het eerste exemplaar van 280 bladzijden. 
Toen bleek dat ik zelf het boek moest aankondigen en aanbevelen bij mijn kandidaten en overige relaties. Het moest 20 euro kosten. Mijn pogingen om in dagblad De Gelderlander een recensie te laten schrijven, strandde op stilzwijgen.
Met mijn boek “Presikhaaf, het Verhaal van een Landgoed” ging het eenvoudiger. Het wijkplatform Presikhaaf betaalde een drukkerij voor het eerste en tweede deel en later toen ze samen in één boek van 350 pagina’s met foto’s en plattegronden werden gedrukt, betaalde het aan Uitgeverij Kontrast te Oosterbeek 8000 euro. Het platform zorgde ook voor de promotie.
Ik wil hiermee zeggen dat het een schrijver, behalve het denk- en typwerk, enige moeite kost zijn eerste schrijfsel onder de aandacht van het publiek te brengen. Als dat een succes blijkt, vraagt de uitgever, die winst ruikt, om meer boeken van de hand van die schrijver. Zelfs een ingevoerde schrijver als Harrie Mulish moest allerlei capriolen uithalen om zijn eerste boek onder de aandacht te brengen.

Dit is een te lange inleiding voor de eerste zin die ik hier op schreef, maar wel een goede verklaring voor het feit dat wij een familie dankbaar waren voor het behoud van ons gezin in de laatste negen maanden van de oorlog 1940-45. Zij verborg hun zoon en mij in een schuilplaats die de zoon in het plafond van de bedstede had gemaakt. Daarin lag al de verborgen radio. Toen twee soldaten van de Duitsers een razzia in onze buurt hielden, werden wij op het nippertje gewaarschuwd en ontkwamen wij aan de arrestatie dankzij die schuilplaats. 
Maar het begon eigenlijk na die eerste regel. Want ik kloofde hout op het erf van de boer waar wij door bovenmeester Monsema van de school in Leusden naar werden verwezen. Aan de andere kant van de sloot, die het erf scheidde van het smalle laantje, had ik eerder een klein meisje met een kleine jongen richting snelweg zien lopen. Naar ik later hoorde bracht zij toen haar neefje naar de bushalte. Nu keerde zij alleen terug en hoorde ik een stem: “Zaag je dat jonk bie maai?” Ik keek op, en daar stond dat jonge ding met een rode strik in haar zwarte haar. Ik zei: “Ja”. “Daat was ok mien vraaier”, vervolgde zij. “Heb je er dan meer?”vroeg ik. “Ooooo, ik hep er wel zesendaartig”, antwoordde ze. “Nou nou, zoveel heb ik er niet eens”, zei ik. “Mien moeder vroeg wanneer jie noe es aan kump”, zei ze.

Ik sloop die avond stiekem achter de haag langs naar het huis honderd meter verder. Het waren twee huizen onder een dank, en midden onder gevel stond “De Nachtegaal”. De ontvangst was meer dan hartelijk. De moeder vroeg bezorgd of wij het wel goed hadden bij die boerenfamilie. Want die boer stond in het dorp bekend als de rijkste en gierigste boer uit de omtrek. Wij, evacués, waren kale staadse opvreters. Iedereen was vol medeleven met ons. Wij dachten dat de boerenfamilie een beeld vormde van de bewoners van het platte land. En nu ontdekten wij tot onze opluchting opeens dat hier ook nog “mènsen” woonden: de familie Van den Broek, bestaande uit een jongen in de gevaarlijke leeftijd van 19 jaar, net als ik, en twee meisjes, Jannie van 13 en Jopie van 11 jaar. De vader was bosarbeider op het landgoed ‘De Boom’ aan de andere kant van het laantje, de Leusbroekerweg geheten. Het landgoed behoorde aan een gravin, die in een fraai landhuis daar woonde. 

Ik bezocht de gastvrije familie toen regelmatig, Soms kwamen mijn ouders mee. Mijn vader was vaak in gesprek met de moeder over godsdienstige inzichten. De ouders waren ver van tevreden over de houding van de Hervormde kerk, die volgens hen partij trokken voor boeren als waar wij waren ondergebracht, eerst in de deel boven de koeien en daarna in het “bakhuus” bestaande uit één kamer van 5 bij 6 meter. De verloofde van mijn zuster voltooide ons vijftal en daarna kwam nog mijn oude vriend Henk uit Den Haag een paar weken logeren. De verloofde, de trompettist van de Arnhemsche Orchest Vereeniging, nu Het Gelders Orkest, vertrok tussentijds naar zijn ouders in Hilversum, en Henk Nieuwenhuis van de Jeugdbond Voor Onthouding uit Den Haag meldde zich later vanuit Tsjecho-Slowakije.

Vader herstelde als kleermaker kleren van bewoners uit Leusden en ik als boekbinder de boeken van de bibliotheek. Soms werkte ik op het land van de boer. De kinderen uit de woningen uit de buurt hoorden dat ik als jeugdleider spelletjes deed kwamen nu regelmatig. Wij hadden de grootste pret in de ruime huiskamer van de familie. 
Intussen vlogen Engelse en Duitse vliegtuigen geregeld over ons heen, soms erg laag en vurend. Maar wij vreesden het meest de haperende vliegende bommen, de V-1’s, waarvan de motoren soms juist boven het bakhuus afsloegen. En niet te vergeten de angst voor de Duitsers die steeds vaker het erf opkwamen, zodat ik me in de vleesrookruimte achter de kamer moest verstoppen. Want het concentratiekamp Amersfoort was dichtbij. Daar werd één op de tien gevangenen doodgeschoten.
Direct na de bevrijding ging ik op de fiets met massieve banden naar Arnhem en zag dat ons huis een voltreffer had gekregen. Ik herstelde het zo goed mogelijk, zodat ons gezin met de ponywagen kon terugkeren. Wij kregen na een jaar een kleine halfbakken labrador, die wij "Jopie" noemden. De familie Van den Broek kreeg een herdershond. De naam…. Pieto. Ik bezocht de familie regelmatig. De vader werd 101 jaar en ging op zijn 92e nog op de fiets met de Wachttoren de streek rond. De moeder werd 98 jaar. 
Nieuwsgierige dochter Seraja en ik bezochten een  half jaar geleden het echtpaar, dat opbelde verhuisd te zijn naar Woudenberg. Ze reden ons naar de plekken waar wij onze avonturen hadden beleefd. 

En nu, 18-11-18, zat Jopie, inmiddels 85 jaar, bij ons op de bank, tussen Henk en mij in. Verder in de kring hun drie dochters, Lydia, Suzanne, Mirjam, inmiddels gemiddeld vijftig jaar, tussen mijn kinderen, Peter, Seraja en haar vriend Ryan. Demente en blinde moeder Gerda zat onder een dunne deken op de ligstoel in de hoek. Wij kwamen tijd te kort bij het ophalen van al die herinneringen. Seraja toverde op de grote televisie mijn foto’s uit de evacuatie. Wij zagen allen tot onze verbazing ons met de familie van toen met de vader en moeder op het scherm. Een van de dochters, Lydia, woont nu op de Brouwerijweg en is manager van scholengemeenschap het R.O.C. (Regionaal Onderwijs Centrum). Zij hadden bloemen meegebracht en andere kleine geschenken. Wij omhelsden en kusten elkaar bij hun vertrek. Het meest ontroerd bleken allen toen ik zei: “Jopie, in feite hebben wij ons leven aan jou te danken”. Tranen werden weggepinkt.
Bijna de hele familie was na de oorlog tot het Wachttorengenootschap toegetreden. Drie leden van mijn gezin bezoeken de Adventkerk. Wij beschouwden elkaar als christenen en spraken niet over de verschillen van leer. Henk had net als ik een tijd lang in het werkkamp voor gewetensbezwaarden te Vledder doorgebracht. Hij zeven jaar na mij. Ook toonde Seraja het kamp op het televisiescherm, wat uitroepen van herkenning bij Henk en mij teweeg brachten.
Toen wij tijdens de wederopbouw van Arnhem weer naar ons door een voltreffer beschadigde huis waren teruggekeerd kregen wij een hond, Jopie geheten. Het meisje Jopie kreeg een hond die Pieto genaamd werd. Zij trouwde met Henk Heuff. Het paar kreeg vier kinderen, drie meisjes, één jongen.  

“Presikhaaf, het Verhaal” ligt te koop bij Bruna Presikhaaf en met “Van Huis en Haard” bij Bol.com.
Ik heb een website “www.pietschreuder.blogger.com”.