Bres
Terugblik 3 Levensloop 10-14 jaar
In de wijk De Paasberg, tien minuten van ons huis, staat een kerk. Boven de ingang was een klok afgebeeld van wel twee diameter met echte wijzers. Er onder stond: “Zo wordt de tijd eens eeuwigheid”. De één fietste er gedachteloos voorbij, de ander, zoals ik, denkt daar vaak over na. De spreuk is een aanvulling van je levensbeschouwing. Toen de kerk werd omgebouwd tot een appartementencomplex, verdween de klok. De meeste mensen, jaren daarna, weten niet eens dat die klok daar was. Het is als het tikken van de klok: dat geluid hoort zó in je huiskamer, dat je hem pas hoort als je je er op instelt. Zo zagen mensen wel op die klok hoe laat het was, maar op de duur niet meer wat er onder stond.
In de vijfde klas behoorde ik opeens ongemerkt tot degenen van de hogere klassen die ik als grote mensen beschouwde. Ik had hen na het speelkwartier voor me uit zien lopen en hoorde ze wel praten, maar dacht dat ze heel gewichtige onderwerpen bespraken, die ik niet kon begrijpen. Ik werd altijd als een jongen beschouwd die door de sterkste en moedigste jongen van de klas werd uitverkoren om beschermd te worden en te leren ook zo sterk en moedig te zijn. Dat werd nu helaas een bluffer en crimineel in de dop, die altijd wel een vijand in de klas en de wijk waar wij woonden, vond om zich te bewijzen. Hij vernielde en pikte alles wat maar te vernielen en te pikken was. Ik schaam me achteraf zijn leerling te zijn, hoewel iedereen ontzag voor hem toonde. Wij gingen wel door naar de zesde klas, maar door hem moest ik de zesde klas over doen. Hij ging gelukkig eerder van school dan ik. En de volgende dag kwam al Japie Smaak op mij af met de vraag of ik zijn vriendje wilde worden. Hij was niet alleen nu de dapperste jongen van de school, maar ook de meest intelligente. Ik zat naast hem in de bank en als ik eens stiekem bij hem af dacht te kijken, stak hij dadelijk zijn vinger in de lucht. “Meester, wilt u die som nog eens voor me uitleggen?”
Wij konden ook goed samen
tweestemmig zingen. Als de school uit ging, liepen we de tuin binnen waar een
zieke vrouw achter het raam in bed lag. Wij zongen in diepe ernst zo mooi
mogelijk voor haar “Het angeles klept in de verte”. Juist van meester De
Hartog, een verwant Esperantist van mijn ouders, driestemmig geleerd.
Ik krijg af en toe
signalen van mijn vijf kinderen en buitenstaanders, die willen weten of zij
karaktertrekken van mij hebben overgenomen door bloedverwantschap en/of
opvoeding. Dat laatste geldt natuurlijk voor mijn twee stiefkinderen die ik van
mijn gelovige 37-jarige vrouw Gerda k karaktertrekken van mij hebben overgenomen door bloedverwantschap en/of opvoeding. D at reeg met wie ik in 1961 trouwde. Ik was 41
jaar. Zij was 37 jaar en acht jaar weduwe. Haar kinderen waren, toen wij
trouwden, 7 en 11 jaar oud. Ze zijn nu (ik schrijf 2018) mannen van 59 en 62 jaar.
Er volgden twee jongens en tenslotte een meisje. De laatste is nu (ik schrijf
2018) 46 en mantelzorgster voor de al 25 jaar lang geheel demente Gerda en de spil
van het gezin, hoewel behalve zij, de anderen uit huis zijn en een eigen leven hebben
opgebouwd. Ik woon nu uit noodzaak 23 jaar alleen op een flatje op de tweede
verdieping in een klein U-vorm flatgebouw Bij feestelijke gelegenheden
ontmoeten wij elkaar al of niet met klein- en achterkleinkinderen. Als bij
ziekte van één van de gezinsleden hulp wordt gevraagd, bijvoorbeeld bij vervoer
naar het ziekenhuis, is altijd wel één van hen daartoe in de gelegenheid.
Eén van de onderwerpen die
aangeroerd worden is de afkomst. Hoe de voorvaderen en -moederen waren en welke
eigenschappen ze mogelijk hebben overgenomen.
Het merkwaardige daarbij is, dat volgens de Bijbel de zonden van de vaderen tot in het zesde geslacht worden bezocht, terwijl op een andere plaats staat, dat iedereen zich daarop juist niet kan beroepen, maar voor zijn eigen daden verantwoordelijk is. Hiervoor is een goed verstaander nodig. Leuk is dat de oudste zoon die verkoper bij de Bijenkorf was, soms van een klant te horen kreeg, dat hij op zijn vader leek. En dan bedoelde die persoon mij, niet wetend dat ik zijn stiefvader was. Mijn zoon deed het de ene keer wel en de andere keer niet uit de doeken.
Ik vond dat ik weer zo’n
voorwoord nodig had om door te gaan met een overzicht van mijn levensloop.