zondag 20 november 2016

Beginsel

Pas kort geleden kwam ik erachter wat het woord “beginsel” inhoudt.
Stel een reeks meest dwaze leerstellingen als programma op en je zult er altijd argumenten, bijbelteksten, geschiedenisfeiten, uitspraken van oude en nieuwe filosofen en psychologen, enzovoort enzovoort, voor vinden die het feilloos ondersteunen.
Al of niet uit hun verband gerukt, maar uitstekend toepasbaar. De talloze politieke partijen, regeringen, godsdiensten en zelfs de verschillende richtingen in die groepen bewijzen dat.
Kan je ergens voor zijn als je niet weet wat er tegen is? Kan je ergens tegen zijn als je niet weet wat er voor is? Toen onze woonkamer direct na de oorlog door een voltreffer van een granaat onbruikbaar was geworden, was hij nog best geschikt voor bijeenkomsten van de Jeugdbond Voor Onthouding (JVO) en lessen in Esperanto. Ik had met mooie, grote letters een nog hele wand met mooie grote letters beschreven de leus: “GEHEELONTHOUDING IS EEN DEEL VAN NAASTENLIEFDE”. En wij waren er ook vurig van overtuigd dat het hebben van een gezamenlijk ideaal er om vraagt verwezenlijkt te worden met alle oorbare middelen. Natuurlijk niet met “de wapenen der barbaren” zoals het socialistisch lied “De Internationale” zong. Een alcoholvrije wereld, waarin men naast de moedertaal een gezamenlijke wereldhulptaal sprak, die maar zestien regels had, mooi klonk en gemakkelijk en snel te leren was, de wereldvrede, de tien geboden en het voorbeeld van Christus behoorden tot die voor velen aansprekende beginselen, die elk in een vereniging, partij of godsdienstige richting waren ondergebracht. Die de beginselen van de groep, waarbij jij je had aangesloten, niet hadden, waren nog dom, dwalend of vergeefs zoekende.
Het was alleen een kwestie dit duidelijk te maken aan de mensen. Dus ook een taak voor jongeren blaadjes verspreiden, colporteren en lezingen houden, en vooral de moed versterken door het houden van openbare “bonte avonden” met toneelstukjes, volksdansen, zangkoren, kortom alles wat aantrekkelijk was voor de mensen om een avondje uit te gaan en bovendien voor het goede doel. Een wethouder was altijd wel bereid om aanwezig te zijn, aldus het belang aantonende van een goede jeugd, want wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dus bestond elke groep uit een geestelijke familie, waarvan de leden hoog van de groep en de leden ervan opgaven.

Het programma
Een politieke partij heeft een partijprogramma wat de inhoud weergeeft. Een godsdienstige richting noemt het een “belijdenis” of eenvoudig “geloofspunten”. Een vereniging heeft staturen en een reglement. Die programma’s, geloofspunten en die statuten en reglementen kunnen ook partij- of geloofsbeginselen worden genoemd. De sympathisanten die zich tot de een of ander groep voelen aangetrokken, kunnen die ondersteunen en zich daarbij aansluiten en er actief in worden. Zo zijn er talloze levens- en wereldbeschouwingen. Er wordt geschat dat alleen al op het gebied van Christendom er 40.000 richtingen op e wereld zijn. Het zijn idealen waarnaar mensen streven voor het maken van een gelukkiger en rechtvaardigere samenleving in deze wereld of in een toekomstige.
Het klinkt positief, maar er kleeft een nadeeltje aan: die idealen heten ook “beginselen”. Niet om aan te tonen dat ze beginnetjes, wensen of slechts een streven zijn, maar een overtuiging dat ze vast en zeker in niet al te lange tijd werkelijkheid zouden worden. Een derde wereldoorlog was door de “overkilled”van atoombommen immers in redelijkheid niet meer mogelijk? Op de muur van het belastingkantoor hadden voorvechters van de vrede met manshoge letters geschreven: “Help atoombommen de wereld uit, te beginnen met Nederland”. Een grappenmaker had niet lang daarna de passanten verrast door dezelfde woorden te verschuiven, zodat er toen stond: “Help Nederland de wereld uit, te beginnen met atoombommen”. Wrang grapje om aan te tonen dat de oproep om te helpen betrekkelijk was. Er zijn sindsdien in de grote landen en zelfs in veel kleine landen duizenden atoom- en waterstofbommen opgeslagen of in ontwikkeling. Dankzij ook onze hulp aan ontwikkelingslanden en zelfs aan hulpbehoevende groepen mensen.

Nutteloos?
Dat bracht veel mensen ertoe minder of zelfs geen geld en goederen te doneren. Toch blijven Nederlanders de gulste gevers.
Die donoren vertrouwen erop dat, ondanks alle bezwaren en twijfels, noodlijdende mensen en dieren met hun geld en werk geholpen worden. Laten we het niet “afkopen van onze schuldgevoelens” noemen, maar het tonen van beginselen, een signaal geven van begrip hoe de wereld er voor staat, ondanks de wetenschap dat het virus van het kwaad in ieder mens zit en de verwerkelijking door hen onmogelijk maakt. Naast ons streven rest ons geloof, hoop en liefde (1 Kor.13). Drie onontbeerlijke motieven om vrede mee te hebben. Anderen helpen en daarin volharden, ook om jezelf te helpen.






donderdag 3 november 2016

ach ach

Ach ach

Ouderen herinneren zich vast wel het typetje van de Utrechtse deur-aan-deurverkoper van “krenge van dingskies” dat door Rijk de Gooier voor de radio werd neergezet. Het dialect wat hij gebruikte mankeerde steevast een t op het eind van een woord waar die hoorde. Zo werd het “Utregsegrag nummer ag”. Zo word ik verleid om vele Bijbelse achten met ach ach aan te duiden. Jeremia 8:8 en Psalm 88 kan ik zo bijvoorbeeld makkelijker onthouden. De eerste treurt over het verdraaien van Gods Wet. De tweede troost mij omdat God toont dat ik niet de enige ben die af en toe behoorlijk in de put zit. Het mag. Gods kinderen verkeren niet voortdurend in een juichstemming. Het evangelie is juist daarom een blijde boodschap in een hopeloze wereld en in een hopeloos mens zoals een Christen zich ook regelmatig voelt. Daarom is o.a. Psalm 88 zo belangrijk. De psalmist is eerlijk en verkeerde net zoals u en ik in wisselende stemmingen. Wij hoeven ons niet minderwaardig en ongelovig te voelen als wij anderen om ons zien jubelen en springen en wij niet in dezelfde stemming verkeren als de woorden in de liederen die wij meezingen ons willen doen geloven.

woensdag 26 oktober 2016

Bergdorp

Een misdadiger keert terug naar de plek van de misdaad. Chinezen overal ter wereld willen in China sterven. De vogeltrek blijft een raadsel. Ze keren regelmatig terug naar de plek van hun voorouders.
Denk niet te gering over de gemoedstoestand van de mens die zijn geboorteland ontvlucht. Zo trek ik af en toe in werkelijkheid, in gedachten of visioenen terug naar de hoge Vogelwijk waar ik werd geboren. Vervormt je geheugen al, de droom maakt er helemaal wat van. Je vraagt je af of het betekenis heeft, een boodschap. Wat heeft het met die eerste heftige indrukken van je leven te maken. Het is als met muziek die gevisualiseerd, zichtbaar wordt gemaakt door abstracte, bewegende beelden.

Minstens eenmaal per jaar ga ik terug naar de wijk waar ik ben geboren en acht jaar heb gewoond met mijn ouders en anderhalf jaar oudere zusje. Eerst bezocht ik het met een familielid of vriend met wie ik wat met de auto of fiets rond reed, daarna met mijn vrouw en mijn kinderen. De wijk is gelegen op een bergje. Het heeft de eigenschap dat de huizen uitsluitend op het afgeplatte bovenste deel zijn gebouwd. Om daar te komen moet je vanaf de binnenstad komende lange steile straten op, de Lindelaan, Vijverlaan, Thomas à Kempislaan of en vooral de Hofflaan, welke laatste te beklimmen en te overzien is vanaf de Velperweg. Daar zie je al dat helemaal bovenaan nog een stenen trap is van ongeveer tien treden om op de aangrenzende Vijverlaan te komen. Als je die oversteekt ben je pas in de wijk, die toepasselijk Vogelwijk heet en straatnamen heeft die naar vogels zijn genoemd.
Dit is weliswaar een nuchtere voorbeschouwing, maar het verklaart wel iets van de droom. Die was, zoals dromen horen te zijn, wat onwerkelijker, maar nu niet helemaal.

Ik was er met mijn vrouw en twee zoontjes. Ze waren al zo eigenwijs om niet met ons mee te lopen maar zelf op die berg op avontuur te gaan. Ze waren opeens uit mijn zicht verdwenen, wat altijd iets van de angst oproept dat we elkaar niet meer kunnen vinden. Zoals je rechtop zittend met je ogen het drukke strand naar ze afzoekt terwijl ze vlak achter je staan. Maar wegens het voor hen onbekende hoopten wij dat ze ons nu toch weer gauw zouden vinden om samen dit vreemde land te ontdekken. Gelukkig waren de slimmeriken er opeens weer, alsof zij voelden dat wij elkaar nu nodig hadden.

Wij reden eerst nog samen langs een moeilijk begaanbaar rotsachtige pad aan die zijkant van de berg waar geen huizen en straten waren. Aan de rechterzijde werd het pad begeleid door een lage onregelmatige rotswand van anderhalve meter hoog. Het pad werd steeds moeilijker begaanbaar en ik wist dat hij zou doodlopen. Maar op de één of andere wijze bleef hij ons boeien alsof het geheim ervan nog niet was ontdekt. Wat daar beneden was bleef altijd onbekend. Ik weet niet meer waar we halt hielden en hoe wij keerden. Dat deed er opeens niet meer toe. Want er gebeurde iets merkwaardigs. Het begon te schemeren en toen gebeurde het. Langs de talloze kleine paadjes daalden alle bewoners van het bergdorpje van jong tot oud de berg af. De woeste leegte was opeens gevuld met rustig lopende mensen die zacht met elkaar spraken. Ze hielden halt op een bepaalde hoogte en vormden daar een brede haag. Alles in volledige harmonie. Daar stonden ze dagelijks op dat tijdstip op een bepaalde gebeurtenis te wachten. Wij stonden tussen hen in en niemand die ervan opkeek dat wij niet tot de bewoners behoorden. Wij waren in de menigte opgenomen en stonden mee te wachten. Ze bespraken de dagelijkse zaken, maar hun stemmen werden steeds zachter tot het geluid ervan verstomde. Iedereen op de helling zweeg en wachtte rustig en eerbiedig af.
Toen daalde de zon. Hij werd steeds groter, eerst oranje en toen vuurrood. Heel langzaam, deel voor deel verdween hij achter de horizon. Eerst zonk een kwart erachter, toen de helft en ja, daar ging hij, de hemel nog eenmaal in gloed zettende, volkomen weg. Langzaam verdween ook de gloed die hij even had achter gelaten.
Iedereen had doodstil toegekeken. Wij ook, mede vol ontzag voor het schouwspel, maar ook vol verwondering en bewondering voor de massa die het zo had aanschouwd. Daarna liepen allen weer kalm de helling op, eerst zwijgend toen zachtjes het gesprek hervattend. Niet over het verschijnsel want dat was hun vanaf de geboorte al zo bekend. De gang naar de plek waar zij het zagen gebeuren was de gewoonte die bij het bergdorp hoorde zolang als zij en hun voorouders daar woonden en iedereen die er toevallig, zoals wij, op dat tijdstip waren, deed daaraan mee.
Nou, dat was het dan. Waarom dit mij zo diep beroerde en ik dit moest opschrijven, weet ik niet. Ik kan ernaar gissen. De onwerkelijke eerbied voor dit einde van de dag na zware arbeid? Het ontzag voor de prachtige natuur van de aarde die wij bewonen? De specialiteit van het schouwspel dat alleen aan dat bergdorp was voorbehouden en dat men als eigendom beschouwde? Of het bewust blijven van het grote geheim van dit leven en het heelal waar zoveel is wat wij niet maar misschien ooit zullen begrijpen? De gelatenheid over de toestand waarin wij thans leven en het toch onbewust blijven zoeken naar het geheim erachter?


dinsdag 25 oktober 2016

Misbruik van kinderen voor militarisme

Met de paplepel ingegoten
Het meest ergerlijke en verdrietige van militarisme is het ronselen van jongens en meisjes van 10 tot 25 jaar. Zij zijn geestelijk te bewerken, juist in hun geestelijke en lichamelijke groei.
Zij kunnen nooit voldoende ervaring met de geschiedenis en politiek hebben die ouderen “kunnen” hebben. Een goed afgewogen levensbeschouwing om over leven en dood van zichzelf en anderen te beslissen is op die leeftijd niet mogelijk, indien dat al voor ouderen mogelijk zou zijn. Want ook veel ouderen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden om voldoende inzicht in politieke zaken te verwerven. Zij hadden door omstandigheden geen gelegenheid of lust daarover onafhankelijke voorlichting te ontvangen. Deze grote massa van jongeren en ouderen werd een prooi van machthebbers, machtswellustelingen met hebzucht en meer van dergelijke verkeerde instellingen en bleven daardoor in dat opzicht ook nog een “kind”. Ze zijn het slachtoffer van gemakkelijk denken wat zij van een of andere politieke redenaar of schrijver hebben overgenomen. Want om een bewust goede en gewetensvolle keuze te maken tussen voor- en tegenargumenten moet je lezen en luisteren en afwegen en soms je eerdere overtuiging opgeven. En van gedachten veranderen valt niet mee. Het is of je jezelf van je persoonlijkheid berooft. Er komt via radio, tv en bladen zoveel informatie over politiek en godsdienst op je af dat die keuze maken steeds ingewikkelder wordt. Dan moet je het ook nog eens aandurven daarmee met een ander in discussie te gaan zonder ruzie te krijgen. Want sommigen die er vast van overtuigd zijn “de” oplossing voor bepaalde zaken te hebben gevonden, kunnen vaak flink van leer trekken en zelfs zo een gesprek onmogelijk maken..


Opvoeding
Jonge knapen (en nu ook meisjes) werden met de paplepel ingegoten dat soldaat zijn hetzelfde is als dapper en moedig zijn. Voor koning(in) en vaderland, volk of ras vechten, doden en sneuvelen wordt tot de hoogste eer gerekend. Op school leerde je vroeger de vaderlandslievende liedjes als “Ferme jongens, stoere knapen” en “Voor koningin en vaderland strijd iedere jongen mee”. Deze herhaalde terminologie, het mooie uniform en het verlangen naar avontuur is daaraan onverbrekelijk verbonden, zodat je het op het laatst zelf gelooft. Ze staan stram in de rij voor de militaire “erevelden” waar onder de talloze kruizen door deze geestelijke dwang in opdracht gepijnigde en veel te vroeg gestorven jongens ook in rijen liggen. Ze horen alleen maar dat ze voor jou en mij hun leven hebben geofferd opdat wij “vrij” zouden zijn. Zij zingen met de gelovige koningin, premier en commandant het Wilhelmus mee: “Mijn schild en de betrouwen zijt Gij o God mijn Heer””. Aan de andere kant van de grens zijn net zulke kerkhoven waar net zulke knapen liggen, die hun voormalige “vijanden” waren en met dezelfde mooie woorden zogenaamd voor hun vaderland stierven. Alle landen hebben in alle tijden zo hun kinderen misbruikt. Na de eerste wereldoorlog verscheen het boek “Aan het Westelijk front geen nieuws” van Remarque, waarin de nutteloze gruwelijke toestanden aan het front werden beschreven. De verfilming daarvan trof de mensen diep. Na de tweede wereldoorlog verschenen meer boeken van mannen die hetzelfde hadden ondervonden. Maar er kwamen altijd nieuwe generaties die eerder een avontuur in het voeren van oorlog zagen dan onmenselijke handelen met ogenschijnlijk nobele bedoelingen.
En omdat het ene land het van de andere “won” (soms na 80 jaar) was er tijdelijk een bevrijding van het kwaad dat echter later in een andere vorm weer kwam opzetten, zodat het martelen en doden doorgang vond. Ze hanteerden dezelfde methoden als hun tot vijanden uitgeroepen jongens van een ander land.

MEER INVLOEDEN
Actiefilms en spelletjes op internet die het geweld verheerlijken maken het doden voor kinderen aantrekkelijk. Pas als het hun naaste familie en geliefden treft komen ze even tot bezinning. En enigen krijgen dan voor korte of lange tijd een afschuw van dat zinloze geweld. Tenzij ze al zover zijn al zover geïndoctrineerd dat haat en wraak gevoed worden en zij niet zullen rusten voordat zij mensen en groepen als schuldigen aanwijzen, die van hen de straf moeten krijgen opgesloten of zo mogelijk gedood moeten worden. Het spel is werkelijkheid geworden.
En daar liggen ze nu, keurig in het gelid zoals tijdens hun dienst. Alleen nu elk onder een steen, zo wit als gebleekte doodsbeenderen. Een man in aapjespak staat met zijn troep jaarlijks bij herdenkingen ervoor, gedecoreerd omdat hij niet dood is, met de hand aan de klep van zijn militair hoofddeksel als een wassen beeld, opnieuw commando’s uitdelend. En opnieuw gehoorzamen “zijn” jongens met stramme houding en gebaren allemaal als één man. Ze horen weer dat de andere jongens onder die stenen allemaal voor hen zijn gestorven. En dat niet alleen; op talloze burgerkerkhoven in de wereld liggen miljoenen kinderen, ouders en bejaarden, die onder hun bommen en granaten die deze knapen gebruikten, zijn bezweken  Die doden zijn nu ook bevrijd van al die ellende en angsten, of hun land nu gewonnen of verloren heeft. Is de wereld er nu een stuk beter op geworden?
Het is een onomstotelijk feit dat geweld nog meer geweld oproept. De mens is vanaf het begin bezig zo vergeefs de wereldproblemen op te lossen. De schuld van die problemen ligt altijd bij anderen, nooit bij jezelf. Dat is het geval zowel bij je persoon als bij een gemeenschap, zoals een land, volk of ras. Dus moet je een persoon of een land, volk of ras jouw lesje leren. Voor elke stelling zijn voldoende argumenten te vinden . En als ze er niet zijn, dan maak je ze. Haten en wraak nemen is een heerlijk maar verwoestend gevoel, niet alleen verwoestend voor die anderen maar ook voor jezelf. Tallozen zijn na het volbrengen van die “taak” zo geestelijk in de war geraakt, dat zij zich van de maatschappij afzonderden, niet wetende wat zij verder met hun leven aan moesten.
Ook de meeste kerken bezweken onder die druk. Ze roemen allemaal de tien geboden van liefde tot God en de naaste, maar de uitvoering daarvan is een tweede. Om het blijkbare onvermijdelijke geweldgebruik te legitimeren is in de laatste Bijbelvertalingen de inhoud van het zesde gebod een kleine verandering aangebracht. Het “Gij zult niet doden” werd “Gij zult niet moorden”. Beide handelingen hebben hetzelfde gevolg: de dood. Maar iemand doden kan dan in beginsel geoorloofd en noodzakelijk zijn, ter beoordeling van degene die deze handeling uitvoert.
Nou werkt het “Oude Testament” in die meningsvorming ook niet mee. In de Bijbelse geschiedschrijving worden niet alleen in opdracht van God personen na een overtreding gestenigd, maar hele steden en streken en volken uitgeroeid.
De leiders zeiden zelfs namens God dat er zware straffen zouden volgen als leden van Zijn Volk zelfs maar de bejaarden, baby’s en huisdieren lieten leven. En christenen maar mooie liedjes in de kerk zingen over de verovering van Jericho.

HIJ IS DEZELFDE NU
Wij kennen allemaal het mooie verhaal van de overspelige vrouw die door de Joodse leiders voor Christus werd geleid om hem te beproeven. De joodse wet schreef immers voor dat een vrouw na die daad gestenigd moest worden, wat een marteldood is. En Christus was een gehoorzame Jood. Hij schreef in het zand, mogelijk om te tonen dat Hij geen oordeel velde en dergelijke zaken gemakkelijk uitwisbaar zijn. Zijn beroemde uitspraak was: “Wie zonder zonde is werpe de eerste steen”.
Nu zegt de Bijbel dat God vroeger en nu Dezelfde is. Blijkbaar dan niet met hetzelfde karakter. Men komt er niet zo vlug onderuit met de verontschuldiging dat het toen een andere “cultuur” gold.
Uit de vele voorbeelden haal ik Numeri 15:32 aan: men had een man betrapt op het sprokkelen van hout op de Sabbat. Ze brachten hem voor Mozes en die zei in opdracht van God dat die man gestenigd moest worden. Waarom werd niet door Mozes gezegd wat Jezus zei, wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Ga heen en zondig niet meer?
Jezus kwam op aarde om het karakter van God de Vader te tonen: vergevensgezind en barmhartig. Een liedje heeft als tekst: “Hij is dezelfde nu; bij Hem is geen verandering”. Ik kom alleen maar uit dit probleem door te stellen dat ook Mozes en andere leiders niet perfect waren en geen volledig begrip hadden van Gods wil op alle onderdelen van Zijn Wet. Ik verkies als Christen Jezus voorbeeld te volgen, al struikel ik nog zo vaak in Zijn beginselen. Hij had als gezondene het recht gekregen om te oordelen, staat in Corinthe. Hij mocht uit dien hoofde de corrupte geldwisselaars de tempel uitdrijven en de Farizeeërs de les lezen. Net zo min als de apostelen en alle eerste Christenen die uit de Joden kwamen, matig ik mij die houding aan.
Een oplossing voor de wereldproblemen heb ik net zomin als ieder ander. Wel hoop ik tot mijn einde toe op te komen voor het welzijn van mens, dier en natuur. De stad beloonde mij zelfs daarvoor met een boom met mijn naam ervoor.
Ik beschouw dat als een erkenning dat er een andere weg bestaat voor het bereiken voor duurzaam geluk.

Een oplossing?
Nog steeds heerst de opvatting dat geweld alleen door geweld kan worden bestreden en de wereld daarna veiliger wordt. Het is een werkelijkheid die dagelijks door het nieuws wordt bevestigd, dat de mens in meerderheid met zijn denken en doen zijn ondergang en die van de aarde bewerkt. De onveiligheid nadert steeds dichter bij het huis. Zelfs is nu het onderwerp “huiselijk geweld” een politiek onderwerp geworden. Het wordt het topje van de ijsberg genoemd.
Als de oplossing zou zijn de inbreker en aanrander met geweld uit te schakelen, dan lijkt mij de eenvoudigste oplossing dat iedereen een pistool krijgt. Waarom doet de regering dat niet? Wapenbezit is in Nederland en meer landen verboden. Maar wapens worden wel gemaakt en worden op de zwarte markt verkocht, zodat de overheid niet weet hoeveel wapens er al in omloop zijn. Er wordt beweerd dat in Amerika in ieder huishouden wel één of meer wapens aanwezig zijn. Is dat het gevolg van de vele moorden daar of is het de oorzaak van de vele moorden?
Het (b)lijkt dat kwaad met kwaad bestrijden de wereld in een wankel evenwicht houdt totdat de grens is bereikt. De vrees bestaat alom dat het maken en gebruiken van kernwapens niet is te beheersen en de wereld “overkilled” is, wat betekent dat het aantal kernwapens nu reeds zo groot is dat in theorie het leven op aarde meerdere malen vernietigd kan worden.
Een gewelddadige misdadiger, die zijn omgeving onveilig maakt kan niet altijd met rede tot stoppen en berechten worden gebracht. En als hij wordt gestraft is daarmee de misdaad niet duurzaam beëindigd. Daarom spreekt met wijsgerig van “het kwaad bij de bron aanpakken”, de maatschappelijke omstandigheden zo maken dat er geen behoefte meer bestaat misdaad te bedrijven.
Ook dat blijkt een illusie. Bij ieder persoon en volk is die bron anders. Geen vredesconferentie kan dit kwaad keren.

MENSELIJK EN/OF GODDELIJK?
Ook de Bijbel beschrijft dat steeds en stelt vast dat niet één mens goed is, tot niet één toe. Wat Christus leerde en deed werd niet realistisch genoemd. Het is een dwaasheid voor deze wereld. Volkomen tegendraads. Geen wonder dat de leiders van die dagen en de massa die deze gezagsdragers volgde, probeerden Hem de mond te snoeren en Hem tenslotte tot de marteldood veroordeelden. En miljoenen volgelingen ondergingen hetzelfde lot. Maar de massa wordt geleerd en aanvaardt de leer dat recht op zelfverdediging vooral bestaat uit gebruik van geweld. Dat is het beginsel van de wereld die daarmee ten onder gaat. Hoe merkwaardig is het daarom dat sinds Christus miljarden mensen toch voor Zijn Weg kozen en zullen blijven kiezen, hoe slecht zij die leerstelling ook opvolgen. Met hoofd, hart en daad Christus als Verlosser van het kwaad erkennen en Zijn beginsel nastreven. Zij zagen geen andere uitweg, De leer van Christus is voor hen en mij de enige oplossing. Ook voor u, hoop ik. Want volgens diezelfde leer komt er ten slotte voor ieder mens een oordeel. Voor de één het hopeloze einde, voor de ander de duurzame vrede op een vernieuwde aarde.



maandag 24 oktober 2016

Seraja's hulp

Dat hebben mijn dochter en ik gemeen: onverzettelijkheid. Zij hielp mij weer inloggen op mijn website, waar u nu hopelijk kennis van neemt. Wekenlang zocht ik naar het wachtwoord, wat daarvoor noodzakelijk was. Het zat weliswaar tussen ruim tien wachtwoorden, die nodig zijn om op de verschillende programma's als facebook te kunnen komen. Ze was al een paar maal geweest, maar nu, maandag 24-10-16 om 16.00 uur slaagde zij erin.
Zj verzorgt haar moeder, waarmee ik bijna dertig jaar getrouwd was en die toen door een geestesziekte werd geteisterd, en ons noodzaakte apart te gaan wonen. De twee stiefkinderen en twee die ik nog van haar kreeg waren allemaal jongens, totdat moeder Gerda mij kenbaar maakte dat ze nog zo graag een dochtertje erbij wilde hebben. Vooruitziende blik? In elk geval ging die dochter Seraja studeren voor Sociaal Pedagogisch Hulpverleenster, Sociale Weerbaarheid en Taekwondo, waarvan zij diploma's en een zwart-rode band ontving. Zij oogst bewondering voor de blijdschap waarmee zij mama, die nu geheel dement en blind is, als mantelzorgster helpt. Ook is zij bij de scholen bekend om na aanvraag gepeste kinderen weerbaar te maken.
Ik mag dan de verslagen nakijken en zonodig corrigeren, die zij daarvoor moet insturen naar de coördinator. Dat ik dit alles met mijn voorgeschiedenis, die jij uit mijn blogs kunt opmaken, dit allemaal in mijn schoot kreeg geworpen, stemt mij tot grote dankbaarheid.
Misschien zal ik aan deze blog, die ik rechtstreeks plaats, nog wat aan toevoegen, maar behalve mijn dank aan haar, zal ik niet verzuimen te vermelden dat zij en ik met een der stiefzonen geloven in een liefdevolle macht die vaak langs onbekende wegen zorg voor ons draagt. Om die overtuiging in stand te houden bezoeken wij de bijeenkomsten van de kerk van de Zevendedags Adventisten, hoewel wij in andere kerken, o.a. de Zevendedags Baptisten, de volwassen doop door onderdompeling ons geloof bevestigden. Wij geloven in Gods Plan, die ons aan het einde een nieuwe hemel en aarde belooft, waarin geen ongerechtigheid, ziekte, dood en rouw meer bestaat.
Wij bidden  samen voor de vervulling daarvan.

maandag 29 augustus 2016

VISSEN

V I S S E N

Vrijdag is mijn boodschappendag. Ik fiets om mijn huis, ga langs het spoor en duik daar iets verder onder het viaduct door. Daar kom ik op het fietspad van de Laan van Presikhaaf, dat westelijk, wat voorheen onze achter- en speeltuin was, begrenst. Halverwege staat aan de binnenkant in het bosje de nieuwe school “Leerpark”. Tussen het fietspad en de school begint daar de vijver die mij blijft begeleiden als ik de hoek naar de IJssellaan naar links opdraai. Van deze zuidelijke zijde kan ik een vage blik werpen op de grote vijver in het park, die als een betekenisvolle vraagteken om het eilandje daar heen draait. Het is het enige wat mij aan dat “cultuur-historisch” bosje van vroeger doet denken. Deed ik mijn best het na de oorlog gekapte bos nieuw leven in te blazen, weet een landschapsarchitecte het beter. Een mooi gazon met hier en daar een boompje, een struikje en zelfs een rijtje bomen.
Soms zit beneden aan de helling aan de rand van de vijver een hengelaar. Vooral als het miezerig weer is. Hij heeft een kolossale zwarte paraplu laag over hem heen gedrapeerd, en ik ontwaar daarnaast nog drie soorten hengels, schepnetten en doosjes met vissersbenodigdheden. En dichter naast hem zijn broodtrommeltje.
Ik deed mijn boodschappen, had mijn fietstassen vol, en meende weer mijn been als altijd zwierig over het zadel te slaan om zo mijn ijzeren ros te bestijgen, maar bleef met mijn been achter het zadel haken. Nou moet ik eerlijk bekennen, dat ik dankzij een verleden van voetballen en boompje klimmen, daar een aardige valtechniek van heb overgehouden. De fiets deed een zijwaartse aanval op mij, dus liet ik hem langzaam over mij heen komen. Twee jongens en twee meisjes van de jeugd van tegenwoordig, kwamen bezorgd op mij af. De knapste (dat heb ik nou altijd) vroeg of ze mij kon helpen. Ik wilde dat graag aanvaarden, maar kon niet nalaten te vragen of ze even naast me wou komen liggen om in plaats van etalages ook eens, zoals ik nu, een blik in de hemel wilde werpen.
Ze hielp de fiets en mij overeind, waarvoor ik mijn grote dank betuigde. Ik ging tegen een grote bloembak leunen, zette de fiets schuin opzij naar me toe, zodat de hoogte van het bestijgen minder groot werd. Dezelfde avond zag ik op de televisie, dat wegens de vergrijzing dergelijke lichte ongevallen schering en inslag waren en mijn methode werd aangeraden. Daarom ruilen de heren hun fiets in voor een damesfiets, liefst met lage instap, en als de beurs het toelaat, elektrisch. Ik dwing mijzelf te blijven bewegen, en ik had die fiets met een mazzeltje voor 134 euro op de kop getikt. Ik ben trouw van aard.
Toen ik dezelfde weg terug reed zat die hengelaar aan de rand van de vijver er nog steeds. Ik kon niet nalaten even naast hem te gaan zitten en te vragen of hij al wat gevangen had en of hij niet bang was kou te vatten. Het antwoord op beide vragen was: "nee, maar meestal bijten ze met dit weer wel het beste, en je kunt de vrouw niet de hele dag voor de voeten lopen”.
Ik vervolgde mijn weg, maar zag de man in mijn gedachten op huis aangaan, zijn visspullen keurig in de hoek van de schuur neerzetten en door te tuin lopen richting visite. Hij keek nog eens achterom en in zijn hoofd zong het liedje: “Er is één ding wat ik niet zou willen missen: …… vissen!”



vrijdag 17 juni 2016

Evacueren

Ernest Hemingway wilde een wereld-beroemde schrijver worden. Hij slaagde erin en ontving zelfs de Nobelprijs voor literatuur. 
Toen pleegde hij zelfmoord.
Moet ik nu níet wensen een wereldberoemde auteur te worden?
Op donderdag 2 juni 2016 om 16.00 uur heb ik mijn corrigeerwerk beëindigd. Ik gebruik liever niet het woord "voltooid", want volmaakt wordt het werkje nooit. In de eerste plaats behoor ik niet tot die intelligentsia die snel kunnen lezen, fouten ontdekken, een ijzeren geheugen hebben en direct het betere woord of de beste zinsconstructie al schrijvende voor de hand hebben.
Ik had bij de presentatie en aanbieden van het schrijverscontract de indruk gekregen dat de uitgever mijn werk vóór het naar de drukker ging, zou "navlooien" op fouten in taal en stijl. Want het zou voor elke uitgever een blamage zijn een boek vol met taal- en stijlfouten uit te geven. Ik begreep later pas, dat de uitgever gesteld had dat de auteur de tekst foutloos moet aanleveren. Dus was het voor mij een heidens en langdurige karwei om schrik op schrik veranderingen in de tekst aan te brengen, die hopelijk verbeteringen zijn. Mijn leven werd er op ingericht om na het ontbijt en middagmaal en het gebruikelijke gezondheidswandelingetje van een kwartier, mij achter de computer plaats te doen nemen en aan de arbeid te gaan. Niettemin voelde ik mij er prettig bij en kon ik met een veilig gevoel de digitale versie opgeschoond aan de uitgever terugzenden. Die vond het weer prima.
Het kon niet missen: na een paar dagen kon ik het niet nalaten de tekst even globaal door te zien. En ja hoor: "oor" moest natuurlijk "voor" zijn en vliegniet vliegenier. Er overheen gelezen, zegt men dan. En zo waren er nog in een ommezien tien fouten te herstellen, die ik in een apart mailtje met de titel "toevoegingen" doorzond.
Toen ik het, naar mijn idee het geheel gecorrigeerde boek ter goedkeuring terug ontving, bleken bovengenoemde en meer fouten er nog gewoon in te staan. Kwestie van "goed opslaan"? Wat te doen met die plm. 265 pagina's, waarvan 8 op de 10 een aantal knotsfouten bevatten, die, als het boek zo gepubliceerd zou worden, mij en de uitgever schande over ons zouden hebben afgeroepen! In wanhoop googlede ik "correctoren". Die bleken er genoeg voor handen met prima referenties, maar de prijs voor het corrigeren bedroeg gemiddeld 600 euro. Erger was het opkomend besef dat niet één van hen mijn schrijfstijl zou begrijpen en vooral geen begrip zou hebben voor mijn met opzet gebruikte imitatie van de Duitse en Engelse talen en het streekdialect. Ik mocht dit niet van een corrector verlangen, dus bedankte ik hem vriendelijk voor zijn aanbieding.
Wat mij echter het meest teleurstelde, was de taal die ik zeventig jaar geleden hanteerde. Natuurlijk waren het slechts aantekeningen die ik met potlood in die laatste negen maanden van de oorlog in haast en angst in schriftjes maakte, want de balpen bestond nog niet en veel tijd tot nadenken over het juiste word, de juiste uitdrukking of zinsconstructie had ik niet. Maar toch schaamte, want ik had al heel wat artikeltjes en korte verhaaltjes gepubliceerd in bladen en schrijfwedstrijden die lof oogstten.
Ik had de aantekeningen in twee schriften verzameld en in duplo uitgetypt in het dienstweigeraarkamp. Ik had het initiatief genomen een kampraad op te richten en stelde mijzelf aan als secretaris en bibliothecaris. Zo kreeg ik de gelegenheid in de bibliotheek mijn aantekeningen in duplo uit te typen. Ik bond die in twee delen in; de enige kunde die ik had overgehouden uit mijn tijd, dat ik leerling boekbinder was. Zodra de stadsarchivaris van het bestaan van die boekjes hoorde, kwam hij ze halen en dupliceerde hij ze voor het archief, omdat het immers tot een stukje geschiedenis van Arnhem behoorde. Later ging de redactie van de wijkkrant ze digitaliseren. Familie en betrokkenen hadden die boekjes met grote instemming gelezen. Alles met die fouten. Omdat dit jaar de herdenking was dat die gebeurtenissen zeventig jaar geleden hadden plaats gevonden, bood ik ze een uitgever aan. De auteur-ondersteuner van de uitgever verzekerde mij dat na die correcties, de lay out en het ontwerp van de cover geheel gereed is.

Het "zwarte gat".
Nu komt de kern van dit artikeltje aan bod. Ik had een deadline waar ik naar toe werkte, het corrigeerwerk van maanden is aan de uitgever toegezonden. Ik voelde mij verlost, niet van de "schrijfdrang", maar van de "schrijfdwang." Weliswaar ben ik nu bezig met het voortdurend vaststellen dat ik het moet loslaten en de rest maar aan de uitgever overlaten, maar ik heb in elk geval geen aangepaste ritme meer, dat mij tot die onweerstaanbare drang tot corrigeren dwong. Ik ben nu immers vrij man om te doen en te laten wat ik wil.
De van jongs aan bestaande behoefte mijn leven schriftelijk vast te leggen, kon ik weer voortzetten. In agenda's, dagboeken en sinds de aanschaf van een computer, had ik dat als levenstaak opgevat. De website "www.pietschreuder.blogspot.com" kan ik eindelijk na bijna een jaar oponthoud weer uitvoeren op tijdstippen die mij uitkomen en wanneer ik inspiratie ontvang. En ik kan je verzekeren, dat als ik zit te "suffen", zich talloze verhalen en hele boeken zich aan mij opdringen. Niet onaangenaam als je het gebrek aan tijd om ze in daden om te zetten niet mee rekent.
Helaas is die verandering in mijn levensstijl nog niet merkbaar. Het grote wachten is begonnen en de grote vraag dringt zich op: verkoopt het boek na de uitgave zichzelf of is een krant zo vriendelijk of zelfs zo enthousiast het een goede recensie te geven waardoor de belangstelling bij het publiek wordt gewekt? Een schrijver wil immers gelezen worden?

Ervaringen
Ik heb voor en tijdens de oorlog een aantal boeken van de schrijversgroep "De Tachtigers" en beschouwingen daarvan gelezen. Ook luisterde ik naar praat-programma's, waarin "echte" schrijvers vertelden hoe zij hun boeken schreven. Ook zij worstelden met het zoeken naar het juiste woord, de goede zin en de samenhang. En net als ik bij mijn corrigeerwerkje, werden zij daardoor geheel in beslag genomen. Elke morgen en middag, dat ik mijn gezondheidswandelingetje door het bosje naast me maakte, was ook ik bezig met het zoeken naar het juiste woord, woorden en die ene goede zin. Ik had geen oog meer voor mijn natuurrijke omgeving. Als ik achter de computer plaats nam om het resultaat van mijn gepeins op te schrijven, dan vreesde ik voor elk belletje en telefoontje dat mij uit mijn concentratie zou halen.
Ook zag ik foto's van hun "manuscript", wat "handschrift" betekent. Het waren aantekeningen en proeven van te gebruiken woorden en zinnen. Er zaten talloze doorhalingen in met correcties of alternatieven erboven. Adriaan van Dis, die mij erg erudiet voorkomt, bekende dat hij aantekeningen maakte, maar ze binnen een uur moest uittypen, omdat hij ze anders niet meer lezen kon. Ook had hij last van het onweerstaanbare afdwalen van zijn gedachten. Ik las dat de meeste schrijvers instemmen met de uitspraak "schrijven is schrappen".

Dergelijke ervaringen van gevestigde schrijvers zijn voor mij altijd een bemoediging geweest om te blijven schrijven. Het is prettig werk, maar inspannend. En je denkt tijdens het schrijven er niet aan, dat je over het algemeen pas tot de "schrijvers" gerekend wordt, wanneer je tien tot vijftig boeken op je naam hebt staan. 

Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Ik ben de namen van de schrijvers (meest schrijfsters) vergeten die in de Bouquet- en Harlekijnreeksen elk meer dan honderd titels het licht deden zien. Die boeken kan je voor een krats per bundeltje kopen, maar ze zijn wel geschreven en uitgegeven. De dienstmeid van een rijke familie kwam op de laatste bladzijden tot de ontdekking dat zij eigenlijk een gravin was, zodat ze kon trouwen met de prins op het witte paard. Die flutromannetjes worden met verholen minachting ook wel "keukenmeidenromannetjes" genoemd. Maar de schrijvers zijn intussen miljonair, want hun boekjes worden over de hele wereld verkocht. Er is een markt voor, en voor elke andere schrijver is het de vraag of zijn debuut zo aanslaat, dat voor hun volgende boeken die markt blijft bestaan.
Voorts ken ik maar één boek van Daniël Defoe: "Robinson Crusoë", en van Hector Malot: "Alleen op de wereld". Over andere boeken van hen hoor je niets. En wat dacht je van Salinger, die de wereld veroverde met dat raadselachtige dunne boekje "De catcher in the rye" (De vanger in het koren), vertaald in talloze talen en veel besproken?
Ik had een tijdlang maar één taak en schoof alle andere bezigheden daarvoor opzij alsof ze niet bestonden. Ik was geïsoleerd zonder mij alleen of eenzaam te voelen. Aan de ene kant voel ik mij nu bevrijd, aan de andere kant voel ik mij zonder enige waarde.
Ik ben al een behoorlijke tijd geleden in dat beruchte zwarte gat gevallen, maar hoop er weer uit te krabbelen zolang ik tijd van leven heb....

Och ja: het in juli 2016 verschenen boek heet "Van huis en haard verdreven", met als ondertitel "Dagboek van een evacué tijdens de slag om Arnhem". Bestelbaar bij elke boekhandel, en natuurlijk bij Uitgeverij Boekscout te Soest en www.Bol.com/biografieën. 

De 50 personen die toestemming gaven voor het ontvangen van een eenmalige promotiemail van de uitgever, hebben die e-mail bij de verschijning ontvangen. Slechts enkelen kocht het  boek, meestal bij Bol.com, de grootste internetwinkel, waarin ook mijn eerdere boek "Presikhaaf, het verhaal van een landgoed" te koop was. Nu ik deze zinnen in november 2016 bijvoeg, hoop ik nog steeds op een recensie in De Gelderlander en de aanbeveling door de lezers, die zich als een olievlek zou kunnen uitbreiden.

N.B.: Misschien hoort hier thuis de aarzeling die ik had bij het noemen van de namen van de leden van de boerenfamilie die ons minder aardig ontving. Ik had de gemeente Leusden gevraagd of er na die zeventig jaren nog iemand van leefde en zich beledigd zou voelen. Er bestonden daar nog wel mensen met die achternaam, en zelfs iemand in diezelfde straat. Maar dat konden net zo goed nazaten zijn van "Tante Grietje" de Lange van de boerderij verderop, die in onze tijd al geen contact meer had met de boerenfamilie die ons moest opvangen. Voor de zekerheid vroeg ik de uitgever of ik de familie een andere naam moest geven. Deze zei dat anonimiseren geen zin had, want uit de beschrijving zouden oud Leusdenaren wel weten wie er bedoeld was.

Een ander probleem drong pas later tot mij door. Ik maakte diverse malen melding van "Todkerels", welke titel toen voor iedereen berucht was. Hitler had de Nazi,  'Dokter Todt', opgedragen de atlantikwal, de verdedigingslinie tegen de Engelsen, te bouwen en mocht daar jongens en mannen voor op laten pakken door Duitse soldaten. Die hielden af en toe razzia's (tochten langs de deuren). Als het bericht daarvan als een lopend vuurtje zich verspreidde, verstopten die jongens en mannen zich. Helaas: velen vergeefs, je zag vanuit je verstopplaats hoe zij weggevoerd werden. 











woensdag 10 februari 2016

Filmen in Sacre Coeur

FOTO
Dat heb je als je je als vrijwilliger bemoeit met de zaken van de woningstichting en de gemeente. Je wordt als een gewillig object beschouwd waarop jongelui in opleiding zich kunnen uitleven.Dus kwamen na mijn toestemming eerst twee dametjes binnen die al grappen makend mij in allerlei standen zetten om te fotograferen. Ik nam hen ook op de foto. En na een hartelijk bedankje namen we afscheid, waarbij ik vroeg: zie ik daar ooit nog wat van terug? Enigszins vaag antwoordden ze: misschien wel.
Een paar weken later bleek een foto van een halve meter grote van mij in de ontvangsthal van het nieuwe kantoorgebouw van de woningstichting te hangen met daaronder de woorden "betrokken bewoner". Ik kreeg een foto daarvan, maar was nog niet wezen kijken, hoewel het gebouw op het nabijgelegen industrieterrein staat. De meisjes bleken beroeps die in opdracht van de stichting dit "werkstuk" hadden gemaakt. Ik moest het met de eer doen, maar ook met de voldoening dat die twee dames mij hadden verkozen voor hun werk en dat heel gezellig deden.

https://www.youtube.com/playlist?list=PLUKq4zXzyZu4FZX1RFtRNgbNwt4GB0e_I

FILMPJE
Hetzelfde gebeurde met het Waterschap Rijn IJssel. Nooit begrepoen welk een gewichtig schap dat is.
Maar het besef dat Nederland hoofdzakelikjk 6,5 meter onder de zeespiegel ligt en wij het land niet zonder allerlei voorzieningen op watergebied veilig kunnen bewonen, neemt een boel van die onverschilligheid weg. Ik schreef al op verzoek van het opbouwwerk Presikhaaf een artikeltje over de komst van een nieuwe ecologische beek die onder de spoordijk door het bos naast me verbond met de vijver in park Presikhaaf. Het bleek een grote noodzaak wegens het door vergiftig blauwalg geplaagde water aldaar.
Maar daar denk je niet aan als toestemming wordt gevraagd je thuis en op die lokatie te mogen filmen. Misschien een nasleep van het afscheid van het platform en ander vijwilligerswerk, ter aanmoediging voor nieuwe vrijwilligers.
Alles wat beneden de vijftig is zie ik, die daar dik boven zit, als jongelui. De jongen en de twee meisjes hadden wel erg ingewikkelde apparatuur bij zich, maar ik besloot ten hunner behoeve alles maar over me te laten komen.
Het bleek ruim drie uur in beslag te nemen, eerst thuis en daarna in het parkje. Ook zij bleken erg aardig. De meisjes moet ik eigenljk toch dames noemen, want één van hen boodt mij op de terugweg haar arm aan, want door het vaak lange stilstaan kreeg ik de trilling in mijn benen. Zij drieën waren echte profesionals. De filmer zei bij het afscheid dat hij zich erover verwonderde hoe "regiseerbaar" ik was.
Ik vroeg niet of ik er wat van terug zou zien. De filmopnamen duurden dus ruim 3 uur, maar ik ontving na 3 weken een brief met een cadeaubon en een "link" die ik kwijtraakte, maar mijn dochter had hem intussen op facebook geplaatst. Verleden week kwam de buurvrouw van twee deuren verder met haar kleinzoontje Pim van 5 me tegemoet vanuit het park. Pim zei: "Ome Piet, ik zag u op een film!"
Deze bleek op het congres van het Waterschap getoond. Toen ik mij op die film zag lopen, kwam vanzelf het liedje in me op: "What shal we do with de drunken sailor (3x) early in the morning". Ik ben ooit jong geweest.....
 

zondag 7 februari 2016

TUSSEN CONSERVATIEF EN LIBERAAL


Advent

TUSSEN CONSERVATIEF EN LIBERAAL

Piet Schreuder

 

Bij verschillende geloofsgemeenschappen en politieke partijen is de laatste tijd de vraag komen bovendrijven of led en en bezoekers conservatief (ook wel genoemd behoudend), of liberaal (vrij van de oorspronkelijke gedachten) zijn. Natuurlijk is die vraag er sinds de eerste mens geweest, want de mens heeft vrije keus. Een als hij een jaknikker is van de eerste de beste die hem aardig en verstandig voorkomt, en die een goede maatschappelijke positie bekleedt en die vooral goed gebekt is, dan voelt hij zich tot die persoon en zijn verhaal aangetrokken. Hij brengt diens naam en gedachten aan anderen over alsof ze van hem zelf zijn.

Dat proces danken wij aan de regeringsvorm democratie (regering door het volk) waarvan Churchil zei, dat het de slechtste regeringsvorm is die er bestaat, maar dat er geen betere is. De bewoner van zo’n land wordt meer dan ooit gemaand mee te denken bij besluitvorming. Er worden inspraakavonden georganiseerd waar ieder zijn mening mag uiten. Er is vrijheid daartoe, mits er niet gediscrimineerd wordt op ras, volk en sexuele geaardheid, want dan zou je gewelddadige opstand uitlokken, die je juist zo bij dictatuur verafschuwt. Ook is de mens meer dan ooit wantrouwend, en denkt gauw bij een dergelijke avond of het meer een gestuurde voorlichtingsavond is om de mensen zo op één lijn te krijgen. Dat lijkt een moeilijke klus voor een landelijke organisatie waar de ene plaatselijk gemeenschap al verschilt van gedachten en gewoonten van de andere, maar hoe denk je over een wereldgemeenschap waarin verschillende volken, rassen en gewoonten zijn opgenomen?

Dan maar liever éénheid in verscheidenheid met voortschrijdend inzicht, zoals op het wereldcongres van de Advent in 1965 door de meerderheid respectvol werd vastgesteld. Uit de besprekingen werd opgemaakt dat niemand totaal conservatief of liberaal is. Dat vergt nog meer tolerantie.

Dat als beginsel aanvaarden lost natuurlijk niet alle problemen op om die eenheid in de verschillende groepen te garanderen.

Zo werd eind januari 2016 een conferentie georganiseerd waar afgevaardigden uit de Adventgemeenten in Nederland bijeen kwamen om de statuten vast te stellen om eenheid alleen al in ons land te bewaren, ja soms zelfs te herstellen. Misschien zal even ter sprake komen de vraag of een vrouw gelijkwaardig is aan de man en of zij dan ook een predikambt mag bekleden en of sexueel anders geaarden dan de gangbare geaardheid, dus dat de HLBT (homofiel, lesbiciène, bisexueel en transgender) ook op dezelfde wijze gelijkwaardig moet worden beschouwd. Of dat die laatste groep het wel “mogen” zijn, maar praktiseren.

Wat dat betreft lijkt bij het lezen van de laatste landelijke bladen van Advent de kaarten al bij het uniebestuur geschud. Deze lijkt zich liberaal op te stellen net als de meerderheid van de Europese en Noord Amerikaanse Adventgemeenten. Maar dat is mogelijk slechts een kwart van de wereldgemeenschap, want Afrika, Azië en Zuid en Midden Amerika zijn daar nog lang niet aan toe.

Er zijn voor en tegenstanders, en vooral de conservatieve tegenstanders van het liberale goed laten zich dermate fel uit dat een afsplitsing dreigt.

Als wij een lijstje met Bijbelteksten opstellen over de positie van de vrouw daarin, is het onvermijdelijk vast te stellen dat de Bijbel “patriarchaal” is ingesteld. De oudste tekstvondsten wijzen op overleveringen, en bij het doorvertellen kunnen wijzigingen en andere stijlen worden gehanteerd. Daarna kwam de vertaling van de “Septuaginta”, bestaande uit 72 mannen, die de teksten interpreteerden. Vervolgens de vele vertalingen, die kleine wijzigingen vertonen, ook door uitlegkunde. Het zijn allemaal literaire deskundigen en historici, die de teksten beoordeelden naar de laatste stand van zaken op hun gebied. Zowel de encyclopedie van de Bijbel als de inleidingen in de Nieuwe vertaling met Deuteroncanonieke Boeken van 2014, wijzen daarop. Zo wordt bijvoorbeeld vermeld dat de titel boven de Brief van Petrus, de onbekende schrijver daarvan zich van het pseudoniem Petrus bedient om daarmee aan de inhoud meer gezag te verlenen.
Hoewel in de Bijbel vrouwen een belangrijke rol spelen, zouden zij een minderheid vormen tegenover de rol van de mannen. Het is in de Nederlandse taal al jaren de gewoonte dat de titel van een vrouwelijke president, ambtenaar, minister, raadslid, enzovoort, als mannen worden aangesproken. Jahweh, Christus en de apostelen worden als mannen aangesproken. In vers 3:1 van de zojuist genoemde Brief van Petrus staat: “Vrouwen, erken het gezag van uw man”. In Kol. 3:18, Efese 5:24, Titus 2:5 en 1 Kor. 11:7 wordt dat herhaald. Laatste met argument: “Want een man lijkt op God”. ( Aardige bijkomstigheid: de titel “Drie-eenheid” is vrouwelijk…)
1Tim. 2:11: “Een vrouw dienst zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen: Ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft… want Adam werd eerst geschapen, pas daarna Eva….., enz. (Wat van zulke argumenten te zeggen). De tweede tekst over de schepping van de mens luidt: “Hij schiep hen man en vrouw”. (Genesis 1:27)
Tot slot Galaten 3:28 (vrij overgenomen): “U allen bent in dat opzicht geen Joden, Grieken, slaven of vrijen, mannen of vrouwen meer”.
Maar pas kortgeleden werd in Nederland de slavernij afgechaft, die in de Bijbel normaal lijkt te worden bevonden. Zo zijn er meer normen en waarden die in de maatschappijen in het verleden tot in Bijbelse tijden “normaal” werden bevonden en door Christenen van heden scherp worden afgekeurd.
Van invloed op het beleid is ook de berichtgeving van de media, die de panische gedachte gaande houdt over de toestand in de wereld, vergetende dat de toestand in alle tijden, dan hier, dan daar, altijd niet rooskleurig is geweest. Het Algemeen Dagblad van26 januari 2016 opende deze keer met op de voorpagina het woord van de hoofdredacteur, die schreef: “Het gaat goed met de wereld. Geweld is op zijn retour, armoede wordt uitgeroeid, ziektes overwonnen. Helaas wordt het slechte nieuws belangrijker gevonden om te schrijven en te lezen. Daarom draait de krant deze keer de zaak eens om”.
NABESCHOUWING
Uit de brieven van Paulus, Petrus en Johannes (zie ook Openbaring de brief aan de zeven gemeenten in de eerste drie hoofdstukken) blijkt dat de menen in de tonmalige Christelijke gemeenten, fouten en gebreken in hun denken en doen hadden als wij. Het verschil is dat zij in andere omstandigheden, die van tweeduizend jaar geleden, leefden dan wij nu.
In het Oude Testament lezen wij dat de Israëlieten een koning wilden hebben zoals omliggende volken hadden. God was daarop tegen, omdat ze Hem, Jahweh, als hun Koning moesten beschouwen. Toch kwam hij hen daarin tegemoet.
Wij leven met onze gemaksvoorzieningen, economische omstandigheden en berichtgeving over de toestand in de hele wereld, veel anders. Daarbij waren Amerika, Japan en meer delen van de wereld nog onbekend en hadden zij daar andere overleveringen en gebruiken dan wij; en nog zijn die eigenschappen in de verschillende werelddelen anders, en is er verschil tussen “ontwikkelingslanden” en “ontwikkelde landen”.
Eén ding blijft hetzelfde: waar het Bijbelse plan aanvaard wordt, trachten mensen Christus in woord en daad te volgen in verdraagzaamheid en respect voor elkaar. Christus is immers niet alleen voor een bepaalde Christelijke groep gestorven, maar de HELE WERELD God zich met ons verzoenende. Over de hele aarde, waar mensen daarvan op de hoogte kwamen, kregen vrouwen meer kans zich te ontwikkelen. Zij toonden gaven en talenten te hebben, gelijkwaardig aan die van de mannen. In de Bijbelse brieven richten de schrijvers zich tot “de broeders en de zusters”. Ook nu doen wij dat, maar met meer besef van gelijkwaardigheid, vooral op het gebied van de Christelijke godsdienst en de organisatie van de gemeenten. Het is zelfs zo dat door de opvoeding van kinderen door de vrouwen, mensen vaker voor het geloof gewonnen worden. Veel echtparen zijn echter nu tweeverdieners, die hun kinderen in de dagopvang brengen, die zelfs tot sleutelkinderen worden veroordeeld.
Christus en de eerste Christenen waren Joden die oorspronkelijk de Joodse Godsdienst aanhingen. Zij putten hun kennis over God uit het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel. Ook toen bleken de mensen behept met fouten en gebreken, waarop de leiders, koningen en profeten geen uitzondering maakten. Voor misdadigers stonden strafrechtelijk met martelingen en standrechtelijke ececuties te wachten. De Joodse godsdienst beoogde een door mensen maakbare perfecte wereld te verwerkelijken. De praktijk toonde aan dat dit een onmogelijke zaak was. Daaruit ontstond en Christelijke Godsdienst met normen en waarden, die de tien geboden van God Jahweh de juiste invulling gaven. Christenen erkennen die alleen hun tekort schieten, maar ook dat daarom behoud alleen mogelijk is door het aanvaarden van Christus als hun Verlosser en Zaligmaker. Zij kunnen daardoor gesterkt en getroost worden in het geloof van de nieuwe, perfecte wereld, waar geen onrecht, dood of rouw meer bestaat. De vorige dingen zullen niet meer worden gedacht.
Dit alles door mij geschreven onder voorbehoud van mijn tekort aan inzicht op bepaalde gebieden.
P.S.: De uitleg van de profetieën van Miller en E. White, en andere inzichten die uitmondden in 1844, zullen vast en zeker later programmapunten vormen die kritischer worden beschouwd.
 
 

dinsdag 19 januari 2016

TERUGBLIK 1


                 TERUGBLIK 1 -  Levensloop 1925-1937
Piet Schreuder
Eerst maar het teleurstellende gedeelte.
Zeg mij nooit meer dat je van de eerste drie jaren van je leven niets meer kunt herinneren. Ik in elk geval wel. 
Zwom je eerst negen maanden veilig in de buik van je moeder, word je er uitgeperst en moet je maar zien zelf aan de kost te komen. Dat ging van mijn kant onder luid protest wat je best als mijn eerste afhankelijkheidsverklaring mag opvatten. En dat op een locatie, die de directeur van volkshuisvesting die van verre uitzichten hield, beste had gedacht als wijk op een berg in het heuvelachtige Arnhem te bouwen, toepasselijk genaamd Vogelwijk. Je kon er als peuter alleen maar aflopen en niet op. En ik moest helemaal Onder de Linden af om naar de kleuterschool De Klaproos in de Nijhoffstraat te komen, genaamd naar mijn toekomstige lievelingsdichter. Mijn zusje had daar haar geluk al anderhalf jaar beproefd onder de leiding van Juffrouw Beer met assistente Juffrouw Van Doornik. De juffrouw die over mij het bevel zou voeren heette Vente, drie nogal dreigende, stekelige namen. De mijne had glad, zwart haar met een stevige lok over een kwart van haar voorhoofd. Van 1928 tot 1931 drie vergetelijke jaren overdag van mijn ouders gescheiden.
De Lindeschool als Lagere School, waarheen ik daarna verplaatst werd, lag maar vijf minuten dichter bij huis. Er stond midden op de speelplaats langer dan zeventig jaar een lindeboom, van welke soort ik later een mocht uitkiezen voor een zogenaamde Pietboom in park Presikhaaf wat ik na de oorlog uit de grond toverde op de plaats waar eerder al een “cultuurhistorisch” park was geweest. Eén van de grootste teleurstellingen en niet alleen voor mij, was dat een landschapsarchitecte van de gemeente het goed dacht mijn door collecten verzamelde bomen nóg eens om te hakken en er een gazon met gedropte boompjes van te maken wat een “evenementenpark” moest heten.
De gemeente had dus tweemaal in een vlaag van verstandsverbijstering het eerste en herstelde bos omgezaagd, een klankbordgroep van ambtenaren met enige verdoofde, eerzuchtige omwonenden in het leven geroepen om een schijn van betrokken- heid van nieuwe omwonenden te scheppen, die het draagvlak moest vormen om dat evenementenpark te rechtvaardigen, een veld dat in geen enkel opzicht aan het eerdere park deed denken wat de vroegere omwonenden als hun achtertuin beschouwden.  
Vanaf de eerste trede die ik in 1931 op mijn zesde jaar over de drempel van de eerste klas Lagere School zette, was het voor de moederlijke, mollige, juffrouw Wunderink met blond krullend haar, al snel duidelijk dat ik het sloomste jongetje van de klas zou worden. Ik kwam volgens haar hier uitsluitend om bemoederd te worden.
Daar dacht zij een speciaal opvoedkundige draai aan te moeten geven. Zij ging op de lessenaar zitten en verzamelde alle kinderen om zich heen en vroeg ieder kind met wie hij en zij zou trouwen. Al gauw was iedereen verkocht aan een ander, maar ik bleef natuurlijk over. Ik wilde uitgesproken niemand en niemand mij.
“En jij, Pietje?” vroeg zij. “Er is niemand meer”, antwoordde ik wat onverschillig maar toch ietwat onthutst. “Nou, dan trouw je toch met mij”, zei ze of het de gewoonste zaak van de wereld was. Daar moet u het maar mee doen, zou de rijdende rechter zeggen.
En ik moet zeggen dat ze me trouw was. Bij het kleinste beetje pijn in de buik zag ik haar voor het raam van mijn huis langslopen. En niet om me de verzuimde les te geven. Want ze wist dat ik in de bank al voortdurend de neiging had in slaap te vallen, want ik had geen enkele behoefte aan rekenen en taal. Er zouden hele andere dingen moeten bestaan om mij gelukkig te maken. Maar ik had geen flauw benul welke dingen. Tot nog toe was alles wat ik moest doen dwangarbeid.

Eigenzinnig
Het moge eigenzinnig heten, maar bij de vroegste herinneringen moet ik helaas vermelden, dat ik af en toe een zeer lastige karaktertrek toonde. Ons gezin wandelde als geen ander de Arnhemse parken en de Veluwe en Betuwe af, zodat bezoek soms aan de dichte deur kwam. Toen we tegenover de ingang van park Sonsbeek aan de Apeldoornseweg op de hoek van de Sint Peterlaan kwamen waar nog de tram reed, ging ik op de grond liggen  en vertikte ik het een stap verder te doen, hoe mijn ouders mij ook bevalen op te staan en mee te lopen. Hoe lang ik daar gelegen had weet ik niet. Dat is een zekerheid. Het volgende durf ik niet als waar op te voeren, maar er kwam een tram aan rijden en, o wonder, op de buffer zat met een hoge hoed op, mijn vader parmantig te doen. Dat was het einde van mijn zitstaking. Ik moet dit vermelden, hoe ongeloofwaardig ook. Maar het zit in mijn geheugen ingebakken.
Zo ik het niet eerder vermeldde: zus Corrie zei: "Pappie is zo deftig als een rijtuig". Thuis in oude gescheurde kleren, op de wandeling stram rechtop in een prachtig zelf gemaakt pak, bij mooi weer met een strooien hoed op, zoals toen de mode was.

Nu het opbeurende gedeelte. 
In 1933, ik was toen acht jaar, kregen de bewoners van de Vogelwijk, waarop ik woonde, het bericht van de Woningstichting dat onze huizen daar op instorten stonden. Wij moesten zo gauw mogelijk kiezen tussen de in aanbouw zijnde wijken Arnhem-Zuid, Het Broek en Plattenburg. Mijn ouders kozen voor de laatste. Zij kregen er geen spijt van. Natuur er omheen in overvloed en daar hielden ze van. Ik moest ook verhuizen van school en werd overgeplaatst naar de Vijverschool (16a) aan de andere kant van de hooggelegen Vogelwijk, onderaan de Vijverlaan. Weliswaar naast de houten noodwoningen Bloemenwijk en Vijverwijk met onbestrate paden. Mensen uit andere wijken liepen wat huiverig langs die wijken, vooral als het donker was. Ik zag en hoorde de noodwoningen later afbranden. Een aantal van hen kregen wij als buren en dat bleken best fatsoenlijke mensen te zijn.
En wat geschiedde? Juffrouw Wundering bleek haar woord te houden. Ze volgde me naar de Vijverschool. Ik zat echter nu in de vierde klas en zij in de eerste. Wij kregen als werkstuk een opstelletje maken. Ik had geen flauw benul hoe dat moest en ging uit louter verveling niet letters schrijven maar zorgvuldig tekenen. Der volgende dag had de meester ze nagekeken en deelde ze uit. Elk met een cijfer eronder. Eén was zo stom geweest zijn naam er niet onder te zetten en die kreeg juist een tien die de meester zelden gaf. Toen alles was uitgedeeld bleef die over. Ik had mijn opstel niet terug gekregen, en toen hij vroeg van wie dat opstel was, kon het toch niet anders dan dat dat van mij was. Ik zat dicht bij de deur, waarvan de bovenste helft van glas was. De meester had een hekel aan vingers in de lucht, dus deed ik, als gewenst, de armen over elkaar en stak mijn borst vooruit. En wie liep juist op dat moment over de gang langs de deur, waarvan de bovenste helft van glas was? Juffrouw Wunderink, mijn mollige, rondborstige, bijna achterover lopende verloofde, tasje strak onder de arm. Ze zag me en knikte overdreven goedkeurend. Dat was het laatste wat ik van haar zag, want ze ging, geheel in stijl, er met een speelgoedfabrikant vandoor. Ik had weliswaar zo twee keer een tien, maar moest die laatste afstaan aan een concurrent. Het zij hen gegund en wie weet, ondanks dat ik iedereen kansrijker zag, wie en wat er op mij zat te wachten.
Laat ik niet verzuimen te vermelden dan mijn anderhalf jaar oudere zus Corrie op de Lindeschool twee klassen hoger zat bij bovenmeester Moreau die, als je zat te kletsen, zijn bos sleutels onverwachts op je schoolbank wierp. Alle klassen hadden schoolbanken waar je in elke bank met twee kinderen in zat. Moreau was Esperantist en beheerde met zijn vrouw en twee kinderen (Hettie en Sjuul) het Esperantohuis in park Presikhaaf. Wij hadden Hettie vaak te logeren. Het gezin woonde op de Oude Velperweg naast het gezin van Piet Rosseel dat eveneens het Esperanto beoefende. Vader en moeder Moreau stierven plotseling kort na elkaar. Rosseel plaatste met minister Klompé het bordje "Esperantolaan" aan het begin van de weg naar het Esperantohuis bij de hoek Velperweg en het Zorgtehuis "Vreedenhoff.
Nieuwe periode
Ik moest over naar de vijfde klas. En daar ontwaakte in mij het bewustzijn dat iedereen knapper was dan ik. Nou moet ik voorzichtig zijn met mijn levensbeschrijving, want als ik dit beweer, dan kan het de gedachte oproepen dat ik naar complimentjes zit te vissen. Zoiets van "nou, je kunt sommige dingen toch beter dan een ander". Maar mocht ik zulk een veronderstelde kwaliteit zelf noemen, dan ben je al gauw een opschepper.
Als na het speelkwartier de leerlingen van de zesde klas op de gang voor mij uitliepen, dan vond ik hen jonge volwassenen, die geen oog voor ons van de lagere klassen geen oog hadden. Hun taal was anders en de onderwerpen die bij vlagen onder mij gehoor kwamen, waren voor mij van ontoegankelijke hogere waarden.
Wij kregen ook te maken met andere meesters, waarvan de bovenmeester Van der Linden een gevreesde figuur was. Hij had een verbeten nijdig gezicht met lichte hangwangen, die gezag uitstraalden. Als je gedrag hem niet beviel moest je in de hoek staan met de rug naar de klas. En mocht je daar staande met een schijnheilig gezicht stiekem omkijken dan was een stevige klap op je wang je loon, waarvan enkele dagen lang de inslag van zijn trouwring zichtbaar bleef, zo zeiden de jongens tenminste onder elkaar.

Ik hoop, zo de tijd het mij vergunt, een "Terugblik 2" als vervolg te plaatsen.



woensdag 14 oktober 2015

SCHEPPEN EN ONTDEKKEN


SCHEPPEN EN ONTDEKKEN
Piet Schreuder


Waarop wij leven

Het woord natuur kent verschillende begrippen. De meest gebruikte is die voor de dieren, bomen en planten, de laatste twee kortweg genoemd “onbezielde levende natuur”. Iemand die zich daarin heeft verdiept is een “natuurkenner”. Niet te verwarren met “natuurkundige”. Die draagt kennis van de natuur, die o.a. uit aarde, steen, lucht, water en hemellichamen bestaat.

Gisteren, 7 april 2011, berichtte de radio dat er zich in Japan een heftige naschok heeft voor gedaan, ruim 7 op de schaal van Richter. Er is nog steeds niet ontdekt waarom en wanneer die aardschokken zich voordoen. De kennis van de botsing tussen de diepe aardschollen verklaart niet alles. Vanmorgen kwam het bericht dat een tot nu toe onbekende “natuurkracht” is ontdekt. Daarbij moeten wij denken aan de ontdekking van atomen, neutronen en de steeds kleinere deeltjes waaruit die natuur bestaat. Daarin is dus weer een kleiner deeltje ontdekt, en dat zou dan gevolgen kunnen hebben voor het maken en gebruiken van nieuwe (en gevaarlijke!) energiebronnen, waaraan de mens steeds meer behoefte heeft. We weten dat er onder de grond bij Geneve een ruim 30 meter tunnel is gemaakt, waarin natuurkundigen met een “deeltjesversneller” de totnogtoe ontdekte kleinste atomen met elkaar laat botsen met een vaart van zo en zoveel miljardste seconde. De uitkomst daarvan wordt opgeslagen en zou uitslag “kunnen” geven over het ontstaan en de toekomst van de aarde en het leven. Omdat de materie uiterst ingewikkeld is moet je me niet kwalijk nemen dat ik dit proces van ontdekken niet precies verwoord. Het is de bedoeling jou een indruk te geven van de behoefte van de denkende mens aan informatie over dit onderwerp.

Maar belangwekkender is: hoe meer de mens het steeds kleinere bestaan ontdekt, hoe meer men daardoor kennis krijgt van het blijkbaar oneindige heelal. Het ene uiterste is verbonden met het andere uiterste in ruimte en tijd. Ik heb moeite hierover te denken en jou hierover aan het denken te brengen.


Heelal niet geschapen

Denk er ook aan dat de mens niet de Maker, de Schepper van dat alles is, maar de ontdekker van iets wat er al was. De natuurkundige Einstein, in zijn tijd zo ongeveer de knapste bol die hier rondliep, stelde de beroemde “relativiteitstheorie” op. Het was slechts een beperkt aantal mensen gegeven om deze te begrijpen. Maar toch meende de mensheid door deze theorie een flinke stap dichter bij het ontstaan van het heelal en het leven te hebben gedaan. Mensen die het bestaan van een Schepper betwijfelen, vonden zijn bevinding als een argument voor hun gelijk.

Nu wordt Stephen Hawking als de grootste bolleboos tot nu toe beschouwd. Hij begrijpt die theorie niet alleen, maar breidde die zelfs uit, zodanig dat zijn lezingen aan universiteiten over de hele wereld al jaren tevoren zijn gereserveerd. Ook geen kost voor een normale student. Maar vorig jaar deed hij de opzienbarende uitspraak dat hij ervan overtuigd was dat er in dat oneindige heelal zeker planeten moesten zijn waar net zulke omstandigheden heersten als op deze aarde, en dat zich daarop ook denkende wezens zouden bevinden. Hij waarschuwde de mensen zelfs dat ze ermee rekening moesten houden dat die wezens hen weleens vijandig gezind konden zijn. Wij moesten ons daarom voorbereiden voor een strijd met hen. Terzijde: voor degenen die betogen dat een gezonde geest alleen in een gezond lichaam kan wonen, is het waard de afweging te maken of dit werkelijk zo is. Hawking lijdt aan een vreselijke ziekte die hem er als een wrak doet uitzien en aan een rolstoel bindt waarop een instrument is bevestigd waardoor hij met een mechanische stem zijn gedachten kan uiten. Als een gelovige denkt dat de spijswet die in Leviticus 11 en in Deuterenomium staat, bindend is voor Christenen omdat de daarin verboden spijzen zeer slecht voor de gezondheid zijn, geeft dit ook te denken. Er zijn trouwens voldoende teksten als in Marcus 7 die dergelijke Joodse wetten als symbolisch voor die tijd achten, wat ook een licht werpt op het laken met alle diersoorten dat Petrus voor hem zag neerdalen.
De wetenschap wordt beschouwd als een vrucht van de nieuwsgierigheid en de fantasie van de mens. Als de uitkomst van die deeltjesversneller de slotsom daarvan is dan lijkt mij dat niet erg hoopvol voor de toekomst voor het leven van die mens. Dan zou je eerder de voorkeur geven aan de sprookjesfantasieën waarin meestal na droevige ervaringen met kwade geesten de daardoor verdrukte tenslotte nog lang en gelukkig leeft. Toegegeven: het geheel van de Bijbel lijkt daarop. Alleen voert die er talloos meerdere argumenten voor aan.
Wat schiep God Jahweh wel?
Een paar maanden voordat ik dit schreef overkwam mij nog een onthutsende gedachte: De Joodse en Christelijke godsdiensten leren dat de God Jahweh de Schepper is van hemel en aarde. Zo staat het er immers? Deze stelling behoudens de stelling dat het Jezus was die dat deed. Maar dan komen we op het onderwerp van de “drie-eenheid”. En dat is hier even niet de bedoeling. Het is trouwens al volgens mij al in een eerder artikeltje en niet alleen door mij als onjuist uitgelegd. Nee, wij kunnen het scheppen door God niet uitleggen zonder de gehanteerde drie betekenissen van het woord hemel te onderscheiden. Als iemand zich in de hemel voelt bedoelt hij te zeggen dat hij zich gelukkig voelt. Voorts zegt hij in het vooral des nachts wolkenloze “zwerk”of “uitspansel” genoemd de hemel te beschouwen. Laten wij even de teksten terzijde laten die het hebben over meerdere hemelen of het bestaan van de derde hemel. Waarvoor ik mij en ons allen gesteld zie is het feit dat de mens, die de Bijbel als Gods Woord beschouwt, meerdere keren vermeldt da mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Paulus zegt “man”, wat oorspronkelijk betekent “mens”. Slotsom: De Schepper God Jahweh bestaat net als de mens uit lichaam en geest. Hij is van eeuwig tot eeuwig, heeft geen begin en einde. Welaan: waar bevond Hij zich toen Hij het universum, het heelal, schiep??
Ik kan niet anders dan vaststellen dat het heelal geen begin en einde kent, dus tijdloos is zoals God Jahweh die was, is en wezen zal, zegt de Bijbel. Hij werd geconfronteerd met een verkeerde gedachte van één van zijn belangrijkste medewerkers “Lucifer”, zijn zogenaamde woordvoerder. Om deze fout te corrigeren (het klinkt allemaal wat menselijk) koos hij de planeet aarde uit die bedekt was met water, wat met zuurstof de eerste levensbenodigdheden vormt. Hij scheidde aarde en water, zodat er mensen op aarde konden wonen. Daarop moest worden aangetoond wat die verkeerde gedachten van Lucifer voor uitwerking zouden hebben. Zonder de dampkring zouden wij in het donker zijn en niet kunnen ademen, eigenlijk zouden wij níét kunnen bestaan, en zouden wij het uitspansel niet kunnen zien. Enfin: wat die gedachte van Lucifer aangaat: jij volgt de nieuwsberichten toch ook?