Ernest Hemingway wilde een wereld-beroemde schrijver
worden. Hij slaagde erin en ontving zelfs de Nobelprijs voor
literatuur.
Toen pleegde hij zelfmoord.
Moet ik nu níet wensen een wereldberoemde auteur te
worden?
Op donderdag 2 juni 2016 om 16.00 uur heb ik mijn
corrigeerwerk beëindigd. Ik gebruik liever niet het woord
"voltooid", want volmaakt wordt het werkje nooit. In de
eerste plaats behoor ik niet tot die intelligentsia die snel kunnen
lezen, fouten ontdekken, een ijzeren geheugen hebben en direct het
betere woord of de beste zinsconstructie al schrijvende voor de hand
hebben.
Ik had bij de presentatie en aanbieden van het
schrijverscontract de indruk gekregen dat de uitgever mijn werk vóór
het naar de drukker ging, zou "navlooien" op fouten in taal
en stijl. Want het zou voor elke uitgever een blamage zijn een boek
vol met taal- en stijlfouten uit te geven. Ik begreep later pas, dat
de uitgever gesteld had dat de auteur de tekst foutloos moet
aanleveren. Dus was het voor mij een heidens en langdurige karwei om
schrik op schrik veranderingen in de tekst aan te brengen, die
hopelijk verbeteringen zijn. Mijn leven werd er op ingericht om na
het ontbijt en middagmaal en het gebruikelijke
gezondheidswandelingetje van een kwartier, mij achter de computer
plaats te doen nemen en aan de arbeid te gaan. Niettemin voelde ik
mij er prettig bij en kon ik met een veilig gevoel de digitale versie
opgeschoond aan de uitgever terugzenden. Die vond het weer prima.
Het kon niet missen: na een paar dagen kon ik het niet
nalaten de tekst even globaal door te zien. En ja hoor: "oor"
moest natuurlijk "voor" zijn en vliegniet vliegenier. Er
overheen gelezen, zegt men dan. En zo waren er nog in een ommezien
tien fouten te herstellen, die ik in een apart mailtje met de titel
"toevoegingen" doorzond.
Toen ik het, naar mijn idee het geheel gecorrigeerde boek
ter goedkeuring terug ontving, bleken bovengenoemde en meer fouten er
nog gewoon in te staan. Kwestie van "goed opslaan"? Wat te
doen met die plm. 265 pagina's, waarvan 8 op de 10 een aantal
knotsfouten bevatten, die, als het boek zo gepubliceerd zou worden,
mij en de uitgever schande over ons zouden hebben afgeroepen! In
wanhoop googlede ik "correctoren". Die bleken er genoeg
voor handen met prima referenties, maar de prijs voor het corrigeren
bedroeg gemiddeld 600 euro. Erger was het opkomend besef dat niet één
van hen mijn schrijfstijl zou begrijpen en vooral geen begrip zou
hebben voor mijn met opzet gebruikte imitatie van de Duitse en
Engelse talen en het streekdialect. Ik mocht dit niet van een
corrector verlangen, dus bedankte ik hem vriendelijk voor zijn
aanbieding.
Wat mij echter het meest teleurstelde, was de taal die
ik zeventig jaar geleden hanteerde. Natuurlijk waren het slechts
aantekeningen die ik met potlood in die laatste negen maanden van de
oorlog in haast en angst in schriftjes maakte, want de balpen bestond
nog niet en veel tijd tot nadenken over het juiste word, de juiste
uitdrukking of zinsconstructie had ik niet. Maar toch schaamte, want ik had al heel wat artikeltjes en korte verhaaltjes gepubliceerd in
bladen en schrijfwedstrijden die lof oogstten.
Ik had de aantekeningen in twee schriften verzameld en
in duplo uitgetypt in het dienstweigeraarkamp. Ik had het initiatief
genomen een kampraad op te richten en stelde mijzelf aan als
secretaris en bibliothecaris. Zo kreeg ik de gelegenheid in de
bibliotheek mijn aantekeningen in duplo uit te typen. Ik bond die in
twee delen in; de enige kunde die ik had overgehouden uit mijn tijd,
dat ik leerling boekbinder was. Zodra de stadsarchivaris van het
bestaan van die boekjes hoorde, kwam hij ze halen en dupliceerde hij
ze voor het archief, omdat het immers tot een stukje geschiedenis van
Arnhem behoorde. Later ging de redactie van de wijkkrant ze
digitaliseren. Familie en betrokkenen hadden die boekjes met grote
instemming gelezen. Alles met die fouten. Omdat dit jaar de
herdenking was dat die gebeurtenissen zeventig jaar geleden hadden plaats
gevonden, bood ik ze een uitgever aan. De auteur-ondersteuner van de
uitgever verzekerde mij dat na die correcties, de lay out en het
ontwerp van de cover geheel gereed is.
Het
"zwarte gat".
Nu komt de kern van dit artikeltje aan bod. Ik had een
deadline waar ik naar toe werkte, het corrigeerwerk van maanden is aan
de uitgever toegezonden. Ik voelde mij verlost, niet van de
"schrijfdrang", maar van de "schrijfdwang."
Weliswaar ben ik nu bezig met het voortdurend vaststellen dat ik het
moet loslaten en de rest maar aan de uitgever overlaten, maar ik heb
in elk geval geen aangepaste ritme meer, dat mij tot die
onweerstaanbare drang tot corrigeren dwong. Ik ben nu immers vrij man
om te doen en te laten wat ik wil.
De van jongs aan bestaande behoefte mijn leven
schriftelijk vast te leggen, kon ik weer voortzetten. In agenda's,
dagboeken en sinds de aanschaf van een computer, had ik dat als
levenstaak opgevat. De website "www.pietschreuder.blogspot.com"
kan ik eindelijk na bijna een jaar oponthoud weer uitvoeren op
tijdstippen die mij uitkomen en wanneer ik inspiratie ontvang. En ik
kan je verzekeren, dat als ik zit te "suffen", zich talloze
verhalen en hele boeken zich aan mij opdringen. Niet onaangenaam als
je het gebrek aan tijd om ze in daden om te zetten niet mee rekent.
Helaas is die verandering in mijn levensstijl nog niet
merkbaar. Het grote wachten is begonnen en de grote vraag dringt zich
op: verkoopt het boek na de uitgave zichzelf of is een krant zo
vriendelijk of zelfs zo enthousiast het een goede recensie te geven
waardoor de belangstelling bij het publiek wordt gewekt? Een
schrijver wil immers gelezen worden?
Ervaringen
Ik heb voor en tijdens de oorlog een aantal boeken van
de schrijversgroep "De Tachtigers" en beschouwingen daarvan
gelezen. Ook luisterde ik naar praat-programma's, waarin "echte"
schrijvers vertelden hoe zij hun boeken schreven. Ook zij worstelden
met het zoeken naar het juiste woord, de goede zin en de samenhang.
En net als ik bij mijn corrigeerwerkje, werden zij daardoor geheel in
beslag genomen. Elke morgen en middag, dat ik mijn gezondheidswandelingetje door het bosje naast me maakte, was ook ik
bezig met het zoeken naar het juiste woord, woorden en die ene goede
zin. Ik had geen oog meer voor mijn natuurrijke omgeving. Als ik
achter de computer plaats nam om het resultaat van mijn gepeins op
te schrijven, dan vreesde ik voor elk belletje en telefoontje dat
mij uit mijn concentratie zou halen.
Ook zag ik foto's van hun "manuscript", wat
"handschrift" betekent. Het waren aantekeningen en proeven
van te gebruiken woorden en zinnen. Er zaten talloze doorhalingen in
met correcties of alternatieven erboven. Adriaan van Dis, die mij erg
erudiet voorkomt, bekende dat hij aantekeningen maakte, maar ze
binnen een uur moest uittypen, omdat hij ze anders niet meer lezen
kon. Ook had hij last van het onweerstaanbare afdwalen van zijn
gedachten. Ik las dat de meeste schrijvers instemmen met de
uitspraak "schrijven is schrappen".
Dergelijke ervaringen van gevestigde schrijvers zijn
voor mij altijd een bemoediging geweest om te blijven schrijven. Het
is prettig werk, maar inspannend. En je denkt tijdens het schrijven
er niet aan, dat je over het algemeen pas tot de "schrijvers"
gerekend wordt, wanneer je tien tot vijftig boeken op je naam hebt
staan.
Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Ik ben de namen van
de schrijvers (meest schrijfsters) vergeten die in de Bouquet- en
Harlekijnreeksen elk meer dan honderd titels het licht deden
zien. Die boeken kan je voor een krats per bundeltje kopen, maar ze
zijn wel geschreven en uitgegeven. De dienstmeid van een rijke
familie kwam op de laatste bladzijden tot de ontdekking dat zij
eigenlijk een gravin was, zodat ze kon trouwen met de prins op het
witte paard. Die flutromannetjes worden met verholen minachting ook
wel "keukenmeidenromannetjes" genoemd. Maar de schrijvers zijn intussen miljonair, want hun boekjes worden over de
hele wereld verkocht. Er is een markt voor, en voor elke andere
schrijver is het de vraag of zijn debuut zo aanslaat, dat voor hun
volgende boeken die markt blijft bestaan.
Voorts ken ik maar één boek van Daniël Defoe:
"Robinson Crusoë", en van Hector Malot: "Alleen op de
wereld". Over andere boeken van hen hoor je niets. En wat dacht je van Salinger, die de wereld veroverde
met dat raadselachtige dunne boekje "De catcher in the rye"
(De vanger in het koren), vertaald in talloze talen en veel
besproken?
Ik had een tijdlang maar één taak en schoof alle
andere bezigheden daarvoor opzij alsof ze niet bestonden. Ik was
geïsoleerd zonder mij alleen of eenzaam te voelen. Aan de ene kant
voel ik mij nu bevrijd, aan de andere kant voel ik mij zonder enige
waarde.
Ik ben al een behoorlijke tijd geleden in dat beruchte
zwarte gat gevallen, maar hoop er weer uit te krabbelen zolang ik
tijd van leven heb....
Och ja: het in juli 2016 verschenen boek heet "Van huis en
haard verdreven", met als ondertitel "Dagboek van een
evacué tijdens de slag om Arnhem". Bestelbaar bij elke boekhandel, en natuurlijk bij Uitgeverij Boekscout te Soest en www.Bol.com/biografieën.
De 50 personen die toestemming gaven voor het ontvangen
van een eenmalige promotiemail van de uitgever, hebben die e-mail bij de
verschijning ontvangen. Slechts enkelen kocht het boek, meestal bij Bol.com, de grootste internetwinkel, waarin ook mijn eerdere boek "Presikhaaf, het verhaal van een landgoed" te koop was. Nu ik deze zinnen in november 2016 bijvoeg, hoop ik nog steeds op een recensie in De Gelderlander en de aanbeveling door de lezers, die zich als een olievlek zou kunnen uitbreiden.
N.B.: Misschien hoort hier thuis de aarzeling die ik had bij het noemen van de namen van de leden van de boerenfamilie die ons minder aardig ontving. Ik had de gemeente Leusden gevraagd of er na die zeventig jaren nog iemand van leefde en zich beledigd zou voelen. Er bestonden daar nog wel mensen met die achternaam, en zelfs iemand in diezelfde straat. Maar dat konden net zo goed nazaten zijn van "Tante Grietje" de Lange van de boerderij verderop, die in onze tijd al geen contact meer had met de boerenfamilie die ons moest opvangen. Voor de zekerheid vroeg ik de uitgever of ik de familie een andere naam moest geven. Deze zei dat anonimiseren geen zin had, want uit de beschrijving zouden oud Leusdenaren wel weten wie er bedoeld was.
Een ander probleem drong pas later tot mij door. Ik maakte diverse malen melding van "Todkerels", welke titel toen voor iedereen berucht was. Hitler had de Nazi, 'Dokter Todt', opgedragen de atlantikwal, de verdedigingslinie tegen de Engelsen, te bouwen en mocht daar jongens en mannen voor op laten pakken door Duitse soldaten. Die hielden af en toe razzia's (tochten langs de deuren). Als het bericht daarvan als een lopend vuurtje zich verspreidde, verstopten die jongens en mannen zich. Helaas: velen vergeefs, je zag vanuit je verstopplaats hoe zij weggevoerd werden.