zondag 12 juli 2020

Piet Tjalsma



Na lange tijd geen blog te hebben geschreven vond ik het nu toch eens tijd worden. Je moet toegeven dat er sinds februari 2020 nogal schokkende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, waaronder de pandemie (wereldwijde) van de kwaadaardigste griep Corona, sinds mensenheugenis, de meeste aandacht in beslag nam, dus ook die van mij.
Als ik de mentaliteit van mens en mensheid daarbij in beschouwing neem, moet ik mijzelf herinneren aan het feit dat ikzelf tot die mensheid behoor. Ik moet zeggen: Piet kijk eens maar naar jezelf.
Mijn mede jongerenbegeleider Piet Tjalsma deed nooit zo gauw geschokt over ernstige gebeurtenissen en de verwachte gevolgen daarvan. Hij reageerde in een gesprek daarover altijd alsof hij verbaasd en kritisch was, maar je kreeg daarbij de indruk dat het hem een ‘zorg’ zou zijn’, van ‘nemen wat er komt en het beste ervan maken.’ Nu ook dat niet meer, want een paar maanden geleden stierf hij vlak voor zijn honderdste verjaardag. Een maand daarvoor had ik hem aan de telefoon en zei hij zo dankbaar te zijn zulk een hoge leeftijd te hebben. Maar, hem kennende, vond ik dat hij dat plichtmatig moest zeggen als Christen, lid van de ZdAdventbeweging.
Hij trok net als in Arnhem in Apeldoorn als een wat oudere vrijgezel jongeren boven de achttien jaar aan. De 25 km die ons scheidden werden door de jongeren fietsend overbrugd voor een dagje samen in de natuur met een sterrenrit, waarbij oudere adventisten tuisen de bosjes stonden opgesteld of ze niet van de uitgezette route afweken. Bij mij thuis zaten we na afloop allemaal op stoelen en banken of op de grond voor een glas limonade. Als er in Apeldoorn weer een districtsconferentie (zaliger nagedachtenis) was bleven de Arnhemse en andere jongeren uit de omstreek daar een weekend, waarbij ze werden ondergebracht bij de Apeldoornse leden.
Op het jaarlijkse Paasjeugdcongres in het houten noodgebouw Tivoli Utrecht, sprak ik een jongere in de hal aan, en zoals altijd, verzamelden zich een tiental jongeren uit alle windstreken van ons land zich om ons heen. Ik kreeg de leiding over de slaapplaatsen van de jongens in een school. Dat werd vanzelf een nationale kennissenkring en de andere Piet was daar ook vaak bij. De meisjes van die leeftijd zochten steeds meer dat gezelschap. De aangenomen dochter van de oud Indische predikant van Alphen, Hannie, presenteerde zich als speciaal vriendinnetje van Piet en mij. Hij was tijdens de politionele actie in toenmalig Nederlands Indië bij de verplegingstroepen en zo kende hij Van Alphen en zijn aangenomen dochter. Ze stond te juichen en te zwaaien als ze één van de Pieten op een toogdag zag binnenkomen. We kregen wel de steun van de Nederlandse jeugdleider Dirk Vink en later van zijn opvolger  Karel van Oossanen, maar in Arnhem niet van de nieuwe predikant Piet van Drongelen, die deze taak ambieerde. Hij kwam met ouderling Sjaak Piederiet mijn drukkerijtje binnenstappen en verzocht mij de kerk niet meer te bezoeken wegens mijn verkeerde invloed op de jongeren. Met als gevolg dat de volgende Sabbat een stel auto’s met jongeren voor mijn deur stond en mij mee namen naar de kerk. Daar hield Piet Tjalsma Piet van Drongelen aan de praat en leidden de jongere afgevaardigden uit het land mij naar mijn vaste zitplaats. De week daarop werd het Heilig Avondmaal gehouden en vroeg de ouderling mij bij aanvang een gebed uit te spreken. Bij de volgende preekbeurten van Piet kwam hij eerst naar mij toe en legde even zijn hand op mijn schouder als herstel van goede verstandhouding.
Met Henk Onkenhout en de zoon van de Amsterdamse koster, Gosse Weimar, maakten Piet en ik een reis naar Barcelona, alle Adventkerken onderweg aandoende, de nodige avonturen belevende. 
Tjal, zoals hij door velen genoemd werd, ging later in het jongenshuis op het landgoed Oud Zandbergen wonen, waar in het grote landhuis het landelijk bestuur zetelde. Er waren twee scholen  op het landgoed, en Piet werd daar de penningmeester.
Ik ging later eens na hoeveel Pieten er wel in de Adventkerk waren en kwam al gauw op twaalf. Die naam zie ik nu in 2020 niet zo vaak meer. Die ik kende zijn nu allemaal wachtend op de opstanding. Ik dien aan de beurt te zijn, hopende op een opvolger, die ook zelfwerkzaamheid en zelf denken van jongeren voorstaat.