maandag 17 februari 2020

Storm op komst


Bres Storm op komst.

Zondag 9-2-20 13.00 uur

In de morgen afwachtend op de storm met waarschuwingscode oranje. Die zou uit het zuidoosten aan land komen, dus in het meer oostelijk gedeelte waar Arnhem ligt waar ik woon zijn kracht tonen. Af en toe een windvlaag te horen en te zien vanaf mijn tweede verdieping flat uitkijkend op een paar bomen voor de spoorbaan Arnhem Zutphen en daarachter de hogere bomen van de heemtuin.
Zojuist belde zoon Peter dat hij toch nog even de tien minuten verder fietsen liggend fitnesscentrum gaat met zijn smartphone bij de hand om te zien of hij met spoed terug naar huis moet.
Ikzelf twijfelde aan mijn morgenwandelingetje van een kwartiertje door het parkje naast me. Maar, zoals de laatste jaren gewoonlijk, is het al middag als ik dit ga schrijven. Nieuwsgierigheid heeft de voorrang boven alertheid of lichte angst, meer voor mijn kinderen dan voor mijzelf. Dus doet de telefoon zijn werk.

16.30 uur. Nog steeds geen storm. Komen wij er in Arnhem alweer goed vanaf? Zojuist reeds een trein voorbij. Ja, wel wat hardere langdurige windvlagen, maar niet om naar huis te schrijven. Miepsie, de kat, loopt wel over mijn toetsenbord en handen naar het raam om die wuivende bomen te zien. En Vitesse heeft gisteren toch alweer verloren en bleef door een wonder op de zesde plaats staan. Och, daar vallen de eerste regendruppels. Mijn moeder hield trouwens van harde wind. Als ze met haar zus Ida over de spoordijk liep, waar ik in een spoorweghuisje ondergedoken zat, struikelden ze door die wind vaak over de dikke ronde stenen langs de rails die op vijf meter afstand langs het huisje liep. Daardoor hadden wij altijd kip en konijn te eten. Bij het lopen daar naar toe van de zussen, kwam dan de één dan de ander een meter voor te liggen en konden ze bijna niet bijkomen van het lachen. Ida was trouwens net als haar zoon Linus wat ruw en onvoorzichtig. Zij bij hem achterop, hingen daardoor al eens in het hek langs de afsluitdijk wat bijna een afslijtduik werd. Als ik op weg naar Heerenveen om Abe Lenstra te zien bij hem achterop zat, zei hij met het hoofd schuin naar achteren: “Piet, we rijden nu tachtig km per uur. Als we nou over de kop slaan zijn we hartstikke dood”.
Linus zat in het spoorweghuisje met een ringvinger minder door een ongelukje in de Rotterdamse haven. Hij en zijn maat droegen een grote zuurstoffles op de schouders over een ijzeren loopplank. Linus gleed uit als achterloper en een punt van de fles viel op die vinger. Wij moesten elke week door de weilanden naar de dokter in Workum lopen om het wondverband te laten vernieuwen. Door de weilanden lopen was niet alleen korter maar ook veiliger. Voor de Duitsers hoefden we niet bang te zijn. Die zag je daar bijna niet. Maar de Engelsen die overvlogen schoten op alles wat ze in die weilanden zagen bewegen, dus doken wij af en toe de greppel in.
In het huis naast de dokterswoning stond een dienstmeisje te zingen “Voor het venster bloeien de laatste rozen”. In zag haar nooit, maar die heldere stem en dat liedje zal mij tot mijn dood begeleiden. Linus werd toch bokskampioen en tijdens een rondje door Vlaardingen wees hij op een machinefabriek en zei: “Daar werk ik”. “Wat voor werk?” vroeg ik. “Bedrijfsleider”. Mijn vrouw en ik bezochten hem en zijn vrouw en dochter in een dorp dat deels in Nederland en deels in België lag. Een man die voor zijn huis zat wees mij dat het nummer wat ik zocht in een zijlaan was. Wij drukten daar op een bel en de deur ging open. Wij reden door een oprijlaan langs een golfveld naar een landhuis waarvoor de familie al had staan wachten. Een zelf gebouwde zwembad met kleedkamers achter het terras was voor mijn vrouw Gerda en Linus een mooie gelegenheid om hun duikkunsten te tonen.
Linus kwam wat later in het d.w.-kamp Vledder dan ik. Wij voetbalden tegen de nieuwe lichting en ik passeerde als midvoor de beide achterspelers, maakte en doelpunt en stelde hen toen aan elkaar voor: “Linus, mijn neef Eiko van Duinen van vaders kant. Eiko, mijn neef Linus van moeders kant”.
De appel valt niet ver van de boom. Ze zijn inmiddels dood, mij met de herinnering achter latend.