Voordat je verder deze verhandeling leest even een waarschuwing. Een aantal
aanduidingen zijn onder voorbehoud. Het onderwerp leent zich daar nu eenmaal
toe voor een leek. Dat bespeur je wel onder het lezen.
6 December 2019 opende de radio met het opzienbarende bericht: “Er is een sein uit een ander
sterrenstelsel opgevangen. Dit sein duurde niet langer dan een duizendste
seconde.” Probeer nu niet te beseffen hoe lang een duizendste seconde is,
en wat dit deeltje kan bevatten en of dat het een teken van buitenaardse
intelligentie is dat met onze planeet contact wil maken; laat dat voorlopig
maar aan Robbert Dijkgraaf en trawanten over. Hij is de directeur van het
respectabele wetenschappelijk instituut voor natuurkunde en komt af en toe vrolijk
opdraven bij het tv.-programma met de toepasselijke dubbelzinnige naam “De
Wereld Draait Door”, al of niet vergezeld van gespecialiseerde andere
natuurkundigen en zelfs van de “neuropsycholoog” Erik Scheerder, die voortdurend
verschijnt met een nagemaakte herseninhoud in zijn hand, almaar vertellende hoe
prachtig deze wetenschap is.
Om toch enig idee te geven waarom deze wetenschap zo belangrijk is,
vertellen zij tussendoor dat nieuwsgierigheid de oorzaak is van alle wetenschap.
Natuurkundigen houden ons bij over de huidige stand van de kennis over
het begin en het einde van het heelal. Als iemand je heeft proberen uit te
leggen met welke termen als “de oerknal” de onderzoekers zich bedienen dan
bestaat de kans dat je hoofd gaat duizelen en zelfs krankzinnigheid om de hoek
komt kijken. Om ver te kijken zijn hulpmiddelen nodig zoals in het kleine de
microscoop en in het grote de telescoop. Omdat dit ontoereikend is voor de
nieuwsgierigheid zijn op zeven strategische plekken op aarde geavanceerde
telescopen geplaatst die zich bundelen om tot het voorlopig grootste gebied in
de ruimte sterrenstelsels en hun bewegingen waar te nemen. Als je de
publicaties van deze bevindingen enigszins hebt gevolgd dan weet je dat men
slechts enige jaren geleden tot de ontdekking kwam dat een sterrenstelsel
zomaar in een “zwart gat” verdween.
De “gewone” mens, in de vorm van de kritisch voetbalpsycholoog Jan Mulder,
vroeg hij de geleerde toen wat er achter dat zwarte gaat zat. Dat wist de
wetenschapper niet. Hooguit werd het benaderd met de uitspraak dat daar niets
was. “Probeer dat niets dan eens te beschrijven” drong Jan aan. Ook dat konden
Robbert en Erik en alle geleerden nog niet. Jan gaf het op met een twijfelende
lange “óh”. Uit naam van allen: daarmee schieten we ook niet veel mee op. Het
enige dat er aan werd toegevoegd was dat men nu ook in een zwart gat een
“lichtpuntje” had gezien, wat het allemaal nog ingewikkelder maakte.
En vanmorgen, 8 januari 2020, kwam nog vóór de berichten van de vreselijke
oorlogsdreigingen, de mededeling dat niet één of enkele sterrenstelsels in
meerdere zwarte gaten verdwenen, maar duizenden melkwegstelsels dat deden. Een
paar uur later werd bericht dat er in een melkwegstelsel een planeet was
waargenomen die om een zon heen draaide op dezelfde afstand en in eenzelfde
tijd als “onze aarde om onze zon” draaide en dat daar water aanwezig zou zijn. Samen
met zuurstof de noodzakelijke voorwaarden voor “leven”.
Nog even beseffen hoe lang een “lichtjaar” is en wetenschappers met
miljarden lichtjaren rekenen, dan begrijp je dat Robbert tenslotte net als
voorloper Einstein zegt: “Wij weten nog geen tien procent van wat er te weten
valt. Of nog sterker uitgedrukt: “wij weten eigenlijk nog niets”.
Dit alles over deze wetenschap waarnemende rest mij filosofie die uitmondt
in een erkenning van het bestaan van een boven dat alles bestaande macht te
erkennen, die geen begin en einde kent, en de radiogolven die blijkbaar geen afstanden
kennen en toch contacten leggen. Ik mocht jarenlang in de Arnhemse
Orkestvereniging bij de baspartijen in het slotkoor van de 9e
symfonie van Beethoven mee zingen de woorden van de dichter Schiller: (vertaald)
“Boven het sterrenveld moet een lieve vader wonen”.
Naschrift
Opeens herinner ik de blog, genaamd “Flits” die ik eerder schreef. Het ging
over het ultrakorte moment van afwezigheid van alle zorgen, wat ik al fietsend
vanaf het winkelcentrum ervoer. Het was onbegrijpelijk, maar gaf en overweldigend
troostrijk gevoel. Geluk bestaat echt, concludeerde ik.
Zijn de sprookjes van Andersen en de gebroeders Grim metaforen? Ze beginnen
immers allemaal met schijnbaar onoverkomelijke problemen, die op wonderlijke
wijze worden overwonnen? Het recht zegeviert en ze leefden nog lang en
gelukkig. Zijn de Bijbelverhalen dat ook? En de Bijbel in zijn geheel? In elk
geval is het oudste boek “Job” als zodanig door onderzoekers erkend.
Van de Franse filosoof is de bekende uitspraak: “Ik denk, dus ik besta”.
Een romancier schreef: “In het diepst van mijn hart ben ik een god. Ik
schep immers mensen, dieren en milieu?”. Het onderbewuste zoals een droom, is de
neerslag van het bewuste. Het is onmogelijk dit alles met louter menselijk
verstand te doorgronden. Zo is ook die flits en dat korte bericht uit het
heelal onderworpen aan onze aanvaarding. Wij zijn immers ook ontstaan? En leven
komt uit leven voort.
Tenslotte: Toen Mozes vanuit een brandende braamstruik van de
vertegenwoordiger van God de opdracht kreeg het volk van God uit Egypte te
leiden, vroeg hij aan de engel: Wie moet ik zeggen die mij gezonden heeft,
kreeg hij ten antwoord: “Jahweh is mijn naam” (wat betekent “Ik Ben”).