vrijdag 10 januari 2020

BERICHT UIT HET HEELAL



Voordat je verder deze verhandeling leest even een waarschuwing. Een aantal aanduidingen zijn onder voorbehoud. Het onderwerp leent zich daar nu eenmaal toe voor een leek. Dat bespeur je wel onder het lezen.
6 December 2019 opende de radio met het opzienbarende bericht: “Er is een sein uit een ander sterrenstelsel opgevangen. Dit sein duurde niet langer dan een duizendste seconde.” Probeer nu niet te beseffen hoe lang een duizendste seconde is, en wat dit deeltje kan bevatten en of dat het een teken van buitenaardse intelligentie is dat met onze planeet contact wil maken; laat dat voorlopig maar aan Robbert Dijkgraaf en trawanten over. Hij is de directeur van het respectabele wetenschappelijk instituut voor natuurkunde en komt af en toe vrolijk opdraven bij het tv.-programma met de toepasselijke dubbelzinnige naam “De Wereld Draait Door”, al of niet vergezeld van gespecialiseerde andere natuurkundigen en zelfs van de “neuropsycholoog” Erik Scheerder, die voortdurend verschijnt met een nagemaakte herseninhoud in zijn hand, almaar vertellende hoe prachtig deze wetenschap is.

Om toch enig idee te geven waarom deze wetenschap zo belangrijk is, vertellen zij tussendoor dat nieuwsgierigheid de oorzaak is van alle wetenschap. Natuurkundigen houden ons bij over de huidige stand van de kennis over het begin en het einde van het heelal. Als iemand je heeft proberen uit te leggen met welke termen als “de oerknal” de onderzoekers zich bedienen dan bestaat de kans dat je hoofd gaat duizelen en zelfs krankzinnigheid om de hoek komt kijken. Om ver te kijken zijn hulpmiddelen nodig zoals in het kleine de microscoop en in het grote de telescoop. Omdat dit ontoereikend is voor de nieuwsgierigheid zijn op zeven strategische plekken op aarde geavanceerde telescopen geplaatst die zich bundelen om tot het voorlopig grootste gebied in de ruimte sterrenstelsels en hun bewegingen waar te nemen. Als je de publicaties van deze bevindingen enigszins hebt gevolgd dan weet je dat men slechts enige jaren geleden tot de ontdekking kwam dat een sterrenstelsel zomaar in een “zwart gat” verdween.
De “gewone” mens, in de vorm van de kritisch voetbalpsycholoog Jan Mulder, vroeg hij de geleerde toen wat er achter dat zwarte gaat zat. Dat wist de wetenschapper niet. Hooguit werd het benaderd met de uitspraak dat daar niets was. “Probeer dat niets dan eens te beschrijven” drong Jan aan. Ook dat konden Robbert en Erik en alle geleerden nog niet. Jan gaf het op met een twijfelende lange “óh”. Uit naam van allen: daarmee schieten we ook niet veel mee op. Het enige dat er aan werd toegevoegd was dat men nu ook in een zwart gat een “lichtpuntje” had gezien, wat het allemaal nog ingewikkelder maakte.

En vanmorgen, 8 januari 2020, kwam nog vóór de berichten van de vreselijke oorlogsdreigingen, de mededeling dat niet één of enkele sterrenstelsels in meerdere zwarte gaten verdwenen, maar duizenden melkwegstelsels dat deden. Een paar uur later werd bericht dat er in een melkwegstelsel een planeet was waargenomen die om een zon heen draaide op dezelfde afstand en in eenzelfde tijd als “onze aarde om onze zon” draaide en dat daar water aanwezig zou zijn. Samen met zuurstof de noodzakelijke voorwaarden voor “leven”.
Nog even beseffen hoe lang een “lichtjaar” is en wetenschappers met miljarden lichtjaren rekenen, dan begrijp je dat Robbert tenslotte net als voorloper Einstein zegt: “Wij weten nog geen tien procent van wat er te weten valt. Of nog sterker uitgedrukt: “wij weten eigenlijk nog niets”.

Dit alles over deze wetenschap waarnemende rest mij filosofie die uitmondt in een erkenning van het bestaan van een boven dat alles bestaande macht te erkennen, die geen begin en einde kent, en de radiogolven die blijkbaar geen afstanden kennen en toch contacten leggen. Ik mocht jarenlang in de Arnhemse Orkestvereniging bij de baspartijen in het slotkoor van de 9e symfonie van Beethoven mee zingen de woorden van de dichter Schiller: (vertaald) “Boven het sterrenveld moet een lieve vader wonen”.

Naschrift
Opeens herinner ik de blog, genaamd “Flits” die ik eerder schreef. Het ging over het ultrakorte moment van afwezigheid van alle zorgen, wat ik al fietsend vanaf het winkelcentrum ervoer. Het was onbegrijpelijk, maar gaf en overweldigend troostrijk gevoel. Geluk bestaat echt, concludeerde ik.
Zijn de sprookjes van Andersen en de gebroeders Grim metaforen? Ze beginnen immers allemaal met schijnbaar onoverkomelijke problemen, die op wonderlijke wijze worden overwonnen? Het recht zegeviert en ze leefden nog lang en gelukkig. Zijn de Bijbelverhalen dat ook? En de Bijbel in zijn geheel? In elk geval is het oudste boek “Job” als zodanig door onderzoekers erkend.
Van de Franse filosoof is de bekende uitspraak: “Ik denk, dus ik besta”.
Een romancier schreef: “In het diepst van mijn hart ben ik een god. Ik schep immers mensen, dieren en milieu?”. Het onderbewuste zoals een droom, is de neerslag van het bewuste. Het is onmogelijk dit alles met louter menselijk verstand te doorgronden. Zo is ook die flits en dat korte bericht uit het heelal onderworpen aan onze aanvaarding. Wij zijn immers ook ontstaan? En leven komt uit leven voort.
Tenslotte: Toen Mozes vanuit een brandende braamstruik van de vertegenwoordiger van God de opdracht kreeg het volk van God uit Egypte te leiden, vroeg hij aan de engel: Wie moet ik zeggen die mij gezonden heeft­, kreeg hij ten antwoord: “Jahweh is mijn naam” (wat betekent “Ik Ben”).