Dat had je gedroomd….
Het is net een abstract schilderijtje: de
één ziet er dit in en de ander dat. Ik kan het dus niet helpen dat sommige
mensen zich hierin voelen aangesproken. Opzettelijk kwetsen is mij echter
vreemd.
Nu ik er toch over nadenk, kan ik mij
best voorstellen dat sommigen menen in dit verhaaltje een rol te spelen. Dat is
in elk geval beter dan dat ze die rol steeds aan een ander toe bedelen. Ikzelf
en mijn echtgenote herkenden zich hier in elk geval totaal niet in en iedereen
die ons kende ook niet. Natuurlijk valt er in elk huwelijk wel iets raars te
beleven, maar hier heb ik geen weet van.
Wel heb ik vroeger als jeugdleider
talloze bezoeken aan gezinnen moeten afleggen, maar ik zal nooit, nee nooit
hiervan uit de school klappen. Het zal vast zo zijn dat na het wissen een paar
fragmenten op de harde schijf zijn blijven hangen. Je weet het nooit. Toch eens
aan Freud vragen.
DE ACHTERLIJKSTE STAD
Piet Schreuder
Lang
niet meer zo gelachen als zondag 25 juni 2011 tijdens het wakker worden. Mochten
jullie ooit nog de gedachte hebben gehad dat de wereld een samenleving is waar
de mannen de dienst uitmaken, dan wil ik jullie hierbij uit de droom helpen. Zo’n
man moest maar eens op een onbewoond eilandje gaan zitten om de hele dag naar
een zeermeermin uit te zien. Achter elke man staat immers een vrouw.
Hoewel
ik al jarenlang zonder vrouw leef, was dat vannacht totaal anders. Die ik nu
had was er eentje met een zogenaamd fietsbandje om het middel dat haar rok wijd
liet uitvallen. Haar boezem gaf uitsluitend de indruk dat zij een hoge borst
opzette, en haar gezicht benadrukte dat ze geen enkele tegenspraak duldde. Dat
heb je meer bij vrouwen die een eind over de middelbare leeftijd zijn.
Ik
was allang op haar uitgekeken, maar ik was zo gewend aan haar, dat als ze er
niet was ik haar zou missen. Ik zou niet weten wat ik dan moest beginnen. Het
is een soort verslaving. Zij verfoeide een dekbed. Bij elke omdraai van de
bedgenoot, ligt de ander de kou. Als zij zegt dat lakens en dekens aan het
voeteneinde vijftien centimeter onder het matras moeten zitten, dan is dat geen
tien of twintig centimeter, begrijpen jullie? Op zulke dingen is zij zeer
streng. Eigenlijk is zij zo op alle dingen onvermurwbaar. Zij regeert de wereld
met vaste hand. Niets kan onder haar leiding misgaan.
Wij
kunnen zonder enige bezwaar van haar kant samen op de televisie de
verrichtingen van tennisster Serena Williams gadeslaan. Ik ben een groot
bewonderaar van de bovenbenen van die ster, waarover ik vast eens een verhaal
zal schrijven als ik wist hoe dat moest. Niet omdat mijn vrouw naast mij zit,
maar ik kan mij gewoon niet voorstellen dat ik die benen van die ster zou
moeten omarmen zoals ik mijn vrouw omarm als zij gevallen is en ik haar
overeind moet helpen.
Omdat
ik de laatste tijd juist van veel dingen het nut niet meer inzie, zit ik wat
vaker op de hoek van de bank met mijn hand onder het hoofd te suffen. Als zij
daarover een opmerking maakt zeg ik gewoon dat ik zit na te denken. Om te
kunnen filosoferen heb je geen diploma nodig. Maar zij zegt dat ik lusteloos
aan het worden ben. Dus moet er ingegrepen worden. Wij moeten er eens een dagje
uit, beslist zij. Nou moeten jullie je daar niet teveel van voorstellen. Ons
huisje staat in een streek die uit allerlei gehuchtjes bestaat. Het is er zo
stil dat je er een speld zou kunnen horen vallen. En mocht die speld vallen, dan
zouden de bewoners direct dekking zoeken. Alleen als de wind toevallig onze
richting uitstaat dan horen wij het zachte gezoem van de auto’s op de snelweg,
die met een grote bocht om onze streek loopt. Het lijkt er zelfs op dat de
natuurbescherming heeft afgedwongen dat vliegtuigen het luchtruim boven onze
streek moeten vermijden.
Niettemin
heeft de meest nabije stad, tien kilometer verderop, toestemming gekregen om op
een nog legere plek tussen onze gehuchtjes een wijk te dumpen. De gemeente had
besloten een afspraak te maken met alle bewoners dat zulks gewenst was voor de
verwachte uitbreiding van de stad. Dat is weliswaar in tegenspraak met het
milieubeleid, dat voorschrijft dat de natuur moet worden gespaard, maar de
beste argumenten geven niet altijd de doorslag. Als men wil uitbreiden dan
moeten ze maar “inbreiden” door in de hoogte te gaan bouwen, zoals ze in de
Verenigde Staten, China en India doen, ondanks dat ze daar nog ruimte voldoende
hebben. Want de economie vereist ook dat de uitstoot van CO2 kan
worden beperkt als wij kantoren, bedrijven en woningen in hoogbouw om een
station groeperen en er aldus minder woon-werkverkeer ontstaat. Zo kien ben ik
wel om dat te begrijpen als het zo in ons streeksufferdje staat. Daar denk ik
veel over na.
Hoewel
ik mij daarover tegenover mijn vrouw weinig uitlaat, omdat zij dat toch niet
zal begrijpen, schijnt deze overweging toch tot haar te zijn doorgedrongen. Het
kan ook zijn dat zij gewoon nieuwsgierig is naar de vorderingen van de bouw van
dat stadsdeel in onze streek.
Misschien
wil zij zelfs de bewoners van onze gehuchtjes aanmoedigen een protestactie
tegen deze bouw op touw zetten. Zo is zij uit het oogpunt van haar bedilzucht
ook wel weer. Maar ik ben toch haar grootste bezit waarvoor zij verantwoording
draagt. Omwille van mijn gezondheid moeten wij erop u. it
Ik
ga naar de slaapkamer om mij om te kleden voor het uitstapje. Het bed was door
haar al op de bekende manier piekobello opgemaakt. Helderwitte lakens,
superschone dekens en alles in de juiste maten voor-, achter- en zijkanten strak
opgemaakt, op welke kunst ik totaal geen zicht heb. Nu wil het geval dat wij
twee poezen hebben die elkaar af en toe achterna zitten. Dat was toevallig
thans hier het geval. Terwijl ik een broek aantrok die voor een uitstapje is
vereist, bestonden de katten het de boel zo overhoop te halen, dat er van een
keurig opgemaakt bed in het geheel geen sprake meer was. Nog erger: één had van
de opgefokte zenuwen een plasje en nog iets bestendigs op de dekens
achtergelaten dat vast en zeker moest doorlekken tot in de lakens. Ik wist niet
wat ik moest beginnen.
En
zij beneden maar roepen waar ik bleef. Ik sleurde de lakens en dekens er in de
gauwigheid vanaf, gooide het hele geval in een hoek en drapeerde het matras met
de oude versleten reservedeken die op kleedkast lag. Jullie begrijpen direct
met wat voor zwaar gemoed ik mij met haar op weg begaf voor het veelbelovende
uitstapje. Ik bespaar jullie de wijze in welke droevige stemming ik korte ontwijkende
gesprekjes met haar voerde, ook al omdat ik mij van de inhoud daarvan niets
herinner. Zij had trouwens alles toch al beslist.
Om
kort te gaan, het begin van de nieuwbouw viel ons allebei hard tegen. Er viel niets
nieuws en ook niets historisch van de streek in te bespeuren. Zelfs een goed
bedoeld klein nieuw kerkje van één of andere sekte, deed zo kunstmatig aan dat
wij niet wisten hoe gauw wij er vandaan konden komen. Het geheel van de
bebouwing was gewoon een vreemde eend in de bijt.
Maar
dat was makkelijker gezegd dan gedaan, want de busverbinding stond nog in de
kinderschoenen. In dit geval had je het beter met een gammele kinderwagen
kunnen vergelijken. Maar als mensen van de streek waren wij gewend einden te
lopen naar het dichts bijzijnde andere gehucht, waar wij nu ook vermoeid
arriveerden.
Het
bijzondere van die locatie was dat het de enige was die over twee kroegen
beschikte die elk met een overbodig terrasje ervoor elkaar beconcurreerden. Zij
waren allebei leeg op één na waar een echtpaar van onze leeftijd zat. Wij
streken doodvermoeid naast hen neer. Mijn vrouw is niet contactgestoord.
Integendeel. Met de andere vrouw die zij vaag herkende en die ook naar aanspraak
snakte, wisselde zij ervaringen uit, in het bijzonder over ons bezoek aan het
nieuwbouwwijkje. Zij waren het roerend met elkaar daar over eens en daarbij zou
ik het persoonlijk willen laten. Maar als streekmensen zoek je al gauw troost
bij elkaar, zozeer dat de vrouw ons uitnodigde bij haar een slotdrankje op die
verloren dag te komen drinken. Omdat het logisch was dat die nieuwe
busverbinding nog maar om de paar uur op één of andere voor ons onbekende plaats
stopte, begonnen wij gevieren de wandeling naar het huis van onze nieuwe vrienden,
welk huis volgens hen vlak in de buurt was.
Dat
was dus niet zo, en eigenlijk was dat bezoek toch het enige lichtpuntje van de
dag, want wij streken er doodvermoeid neer en ik kan niet anders zeggen dan dat
het bakje troost wat zij inschonk van zeer goede smaak was. En wat ook
belangrijk was: de dames waren het zozeer met elkaar eens dat zij besloten dat het
idee betreffende een nieuwe stad in deze streek afkomstig moest zijn van een
paar mensen die uit een gesloten afdeling van een inrichting ontsnapt waren.
Het zou de achterlijkste stad van het land worden. Die bedenkers daarvan hadden
nooit de weiden gezien met de sloten, bruggetjes, wilgen, moerasjes, lisdodden
en het bosje op de achtergrond waar een piepklein torentje omhoog piekte.
Maar
er is een tijd van komen en van gaan stelden wij gevieren vast en wij namen
afscheid.
Toen
begon de eigenlijke ellende pas. Wij ontdekten bij de deur dat de laatste bus
van die dag al was vertrokken. Jullie weten nu onderhand wel dat mijn vrouw
niet voor één gat te vangen is, maar nu wist zij het absoluut niet meer. Wij
gingen tegen beter weten in op pad en bij elke stap werden de tranen van mijn
vrouw dikker. Ik kon daar echt geen voldoening in vinden, zulk een medelijden
had ik met het verlies van haar waardigheid als bestuurder van de wereld.
Op
het laatst hoorde ik haar snikken dat zij eigenlijk voor niets deugde en dat
alles in haar leven vanaf de geboorte was misgegaan. En zoals dit kon het niet
erger, huilde zij hartverscheurend. Ik zocht vergeefs naar middelen om haar te
troosten, maar meende er tenslotte toch één te hebben gevonden. Ik zei dat zij
niet moest denken dat het niet erger kon en vertelde haar over wat de katten
thuis met het bed hadden aangericht. Toen hebben wij samen zo onbedaarlijk hard
gelachen dat ik er wakker van werd, en toen nog bleef ik een tijdlang lachen.
De hele dag kon ik het niet geheel onderdrukken. Ze zeggen dat je het van je af
kunt schrijven, en dat probeer ik nu. Maar het kan best zijn dat bij het
stemmen over een convenant wijkvisie, anderen mijn glimlachje als een
bespotting zien. Dat is beslist niet zo.