Posts tonen met het label volgens Piet. Alle posts tonen
Posts tonen met het label volgens Piet. Alle posts tonen

zaterdag 24 oktober 2020

Gezondheidsleer Advent


RECHTERARM of RECHTERHAND

Het doet mij geweldig goed in het blad “Advent” te lezen dat een oude vriend van mij, die toch, net als ik al tegen de negentig loopt, zich nog zo helder van geest toont door met goed taalgebruik zijn mening te verkondigen. Hij gebruikt tenminste niet zijn leeftijd om maar eens lekker achterover te leunen en niets meer van zich te laten horen. Af en toe bellen wij elkaar. Hij betreurt het in een ingezonden stuk dat over onze gezondheidsleer, die in vroegere tijden zulk een waardevolle ondersteuning van onze specifieke Christelijke verkondiging betekende, zo weinig meer wordt geschreven en gesproken. Door die leer met de daaraan verbonden medische diensten kwamen immers veel mensen met de Adventbeweging in aanraking. Wij noemden dat terecht de rechterarm van de boodschap.                                                                             
Misschien ligt het aan de vertalingen en is het op zichzelf niet zo’n zwaar punt, maar ik keek toch even in de concordantie naar het gebruik van de aanduiding rechterarm. De toevoeging “rechterhand” zag ik wel tachtig maal in mijn concordantie staan, onder andere in Jesaja 41:10: “Ik ondersteun u met mijn heilrijke rechterhand”. Maar naar die “rechterarm” moet ik zeker wat langer zoeken. Voor beide geldt natuurlijk wel dat het een uitdrukking is voor de kracht van iets of iemand. Aardig te weten dat vroeger de linkshandigen blijkbaar ook in de minderheid waren.
Piets Tjalsma voerde dat woord op in navolging van de pioniers van de Adventkerk, met ondersteuning van de door vele Adventisten vereerde profetes van de laatste gemeente, Ellen White, tussen welke namen hij zorgvuldig “Djie” (voor G) belieft te voegen. Over zulke dingen kunnen wij gezellig bakkeleien zonder maar enige afbreuk te doen aan onze vriendschap. Want wij hebben de leukste tijd in de Adventgemeente gehad toen wij de opgeschoten jeugd mochten begeleiden.
Wij hadden voor die Adventjeugd als specialiteiten “vrijheid van meningsuiting en zelfwerkzaamheid”, vooral omdat die jeugd in menigerlei zaken handiger was dan hij en ik waren. Wij hebben daarbij veel gelachen en mochten een hoge leeftijd bereiken en zien tot onze voldoening nog velen van hen over de hele wereld als trouwe Adventchristenen terug.
Ik kwam, net als de Adventbeweging, voort uit de drankbestrijdingwereld en stelde aan predikant Dirk Vink, jeugdleider van Nederland, voor, met de vele geheelonthouders van de gemeente te infiltreren in de verschillende geheelonthoudersverenigingen.
Deze verloren echter steeds meer leden door de opkomst van het socialisme dat het gevaar van drankgebruik inzag en onthouding aanbeval. De verschillende onthoudersverenigingen fuseerden en gingen een tijdlang verder onder de naam ANGOB (Algemene Nederlandse Geheel Onthouders Bond). Onze jeugd zette de tenten vaak op hun kampeerterrein op.
Het idee om zo meer de Adventisten daarbij te betrekken viel goed. Om hen onder de vlag van een geheelonthoudersbeweging onder te brengen, minder. Zo werd de BOTA (Bond Onthouding Tabak en Alcohol opgericht, waarvan  alleen Adventisten lid mochten zijn, zodat die bond tenslotte ter ziele ging, omdat het voor de Adventisten vanzelfsprekend moest zijn dat ze geen alcohol gebruiken. (Nu zeggen ze “misbruiken”).
Niettemin werd er een groot succes geboekt met de bestrijding van het tabaksgebruik. Overal hingen de raambiljetjes van “Uit, goed voor u”. Maar toen nam de regering deze propaganda over. Zo is het ook met “de rechterhand of -arm” van “de boodschap” gegaan. In het begin van de Adventbeweging bleef een mens alleen behouden als hij lid van de Adventkerk werd. Het “kom bij ons” werd ondersteund door het verdienstelijke gezondheid- en hulpwerk, waaruit de daadwerkelijke liefde voor de medemens bleek.
De Verenigde Naties brengt dat nu op veel grotere schaal in de praktijk, en uit de vele verzoeken om ondersteuning van ontelbare hulporganisaties, blijkt dat niet langer “onze” organisatie op het gebied van gezondheid- en hulpwerk de enige of zelfs maar de belangrijkste is. De ADRA (Adventist Development and Relief Association) neemt deel aan het werk van de S.H.O. (Samenwerkende Hulp Organisaties). Ook is het niet juist te doen alsof de Adventbeweging en vooral dankzij de pionierster Ellen White de uitvinder van deze taak van de christen zou zijn, hoe groot haar verdienste ook was om dit te propageren. Dat werk bestond heus al bij meer christelijke groepen. En hoe spijtig het ook lijkt, maar de Katholieke Kerk, die vroeger als een, op zijn zachts gezegd, tegenhanger van de Protestantse Kerken, in het bijzonder van de Adventkerk, werd beschouwd, is, ondanks de vele misstanden daarin, toch al eeuwenlang de allergrootste kerkelijke hulpdienst voor zieken en armen. Daarbij is het besef doorgedrongen dat wanneer je efficiënt deze hulp aan de mensen wilt verlenen, je onherroepelijk met andere diensten op dat gebied dient samen te werken.
Om dus bij het werk van de ADRA van de rechterhand van de boodschap te spreken lijkt mij niet zo aansprekend meer als vroeger. De ADRA is trouwens een onafhankelijke organisatie geworden, waarvan ik echter met veel liefde collectant was en donateur ben. Ik meen te hebben gelezen dat sommige landen, zoals Zweden, “de” grootste sponsors zijn van de ADRA, en niet de leden van de Adventgemeente. Als u het beter weet, corrigeer me dan. Ik wil wel verklappen dat ik merkte dat de ADRA niet het CBF-keurmerk (Centraal Bureau Fondsenwerving) had. Ik adviseerde de organisatie deze aan te vragen. Daarom zien we  nu dat keurmerk in haar folders en bladen. Het kan een oorzaak zijn van meer sponsoring. Want ook de Adventkerk ondersteunt de regel dat kerk en staat gescheiden dienen te zijn.
Een Adventist zei mij, dat in die gebieden waar de ADRA hulp verleende, de naam ADRA of Advent op de kraampjes en tenten waren afgeplakt omdat de overheden geen propaganda voor een specifieke hulporganisatie toestonden. Dergelijke onzin is het gevolg van het claimen van “onze” organisatie als de grootste. Wel is het een feit dat deze organisatie in meer dan 125 landen paraat staan om bij rampen als één van de eersten hulp te kunnen bieden.
Dat Piet voor die slogan opkomt doet mij niettemin als “oude strijdmakker”, zoals Dirk Vink mij noemde, wel goed. Wij blijven, hoe dan ook, naast onze boodschap van de tien geboden van God en het Verlossingswerk door Christus, een gezond leven aanbevelen en hulp bieden en voorlichting geven naar ons vermogen, met Gods hulp en de genade van Christus.
En welke voorlichting op het gebied van gezonde levensstijl is voor het rijke westen thans het belangrijkste? Wijzen op het gevaar van overgewicht. Dit is gevaarlijker zelfs dan het eten van varkensvlees of ander in Leviticus 11 verboden voedsel Dat deze spijswet door verschillende teksten, als Marcus 7, door velen als symboliek voor de Joodse Godsdienst wordt beschouwd en niet geldt voor de Christelijke Godsdienst, is weer een ander onderwerp.
De andere Piet (Schreuder)
Arnhem