donderdag 19 september 2019

NABETRACHTING LEZINGEN


Bres     NABETRACHTING LEZINGEN

Waar ik doorgaans de zenuwen van kreeg waren de uitzichten op vermoedelijk door mij te houden lezingen. Grote vreze voor black outs en foute woorden en zinnen dringen zich daarbij aan mij op. Ik was vergeten dat ik als jongere van de vredesbeweging Kerk en Vrede in de provincie ook enige lezingen had gehouden. Ik zat er verlegen mee dat na lange tijd weer te doen, maar nu ter gelegenheid van de landing van de Airborneparachutisten, die hun leven inzetten om ons van die wrede volgelingen van Hitler te verlossen. Zij werden als helden vereerd  en herdacht. Ik ben pacifist, dus antimilitarist en zag  mijn jonge leeftijdgenoten in uniform meer als slachtoffers die overal als helden vereerd werden. Hoe moet je dat uitleggen en hoe zonder je je van die verering af. Word je niet als laf beschouwd? Kwets je niet de massa mensen die net als jijzelf naar bevrijding van de wrede Hitler en zijn trawanten snakte?  Ik dacht steeds maar aan de tekst: “Vrees niet wat je zeggen zult; ik zal zelf jouw mond openen.” Ik moest nu bewijzen dat ik in de god Jahweh en zijn zoon Jezus geloofde die geweldloosheid preekte. Dat ik erelid van de EHBO was en veertig jaar lang les gaf aan leerlingen van de achtste leergoep gaf was niet voldoende om tegenover al dat militaire geweld te stellen. Ook het vrijwilligerswerk, waarmee de gemeente mij op allerlei manieren beloonde, zelfs met een boom met mijn naam ervoor in het park Presikhaaf, was zeer onvoldoende. In plaats van in militaire dienst te gaan, weigerde ik en bracht vier jaar in werkkampen door als oogstarbeider en heideontginner en tenslotte als leerlingverpleger in de rijkspsychiatrische inrichting Woensel.

Voor de maand september wisten de geestelijk verzorgster van Zorgcentrum Vreedenhoff en enige organisatoren van de “herinneringsmaaltijden” mij echter toch te vinden om voordrachten tijdens die maaltijden te houden over de bevrijding. Die maaltijden waren op verzoek van de burgemeester aan de bewoners van alle Arnhemse straten gericht ter herdenking van de 75 jaar geleden Slag om Arnhem, die op 17 september 1944 was aangevangen. Die slag moest beslissend zijn voor de ondergang van het nazisme van Duitsland. De geallieerden verloren die slag en daardoor ontstond in elk land het gezegde “een brug te ver”.
Bij die maaltijden zou het natuurlijk gewenst zijn dat er iemand aanwezig was die deze slag bewust had meegemaakt en erover kon vertellen. En daar was ik er één van wegens mijn 94 jaar en schrijver van enige regionale geschiedenisboeken. Ik heb altijd de gedachte gehad: als niemand anders het kan of wil, dan moet ik het wel doen, al is het met gemelde overspannenheid die mij vijf jaar van mijn leven kostte. Het overkomt je. Enige verlichting was dat ik ging opletten op de voordrachten van sprekers op de televisie die meestal een uitgeschreven tekst op een tablet, laptop of gewoon op papier voor zich hadden. Ook hielp mij een blog van de door mij bewonderde predikant-schrijver Reinder Bruinsma, die gewijd was aan dit onderwerp. Ik kreeg warempel de gedachte dat hij die zorg van mij op mijn blog gelezen had. Hij schreef dat elke spreker die in het openbaar trad zich blijkbaar veilig voelde met die voorbereide geschreven tekst voor zich. Bovendien begreep ik nu weer dat ieder die schijnbaar op zijn gemak in het openbaar optrad vóór en ook enigszins tijdens dat optreden die spanning voelden, zelfs voetballers vóór de wedstrijd, en dat dit ‘gezond’ was en je alert maakte. Zo betrad ik het plantsoen voor mijn vroegere huis in de Maria van Gelrestraat. Dat was echter een miniherdenking bij een kopje koffie en een koekje. De aankondiging was te gering gedaan, zodat buiten de drie initiatiefneemsters, een buurman en ik de enige deelnemers waren. In zo’n kringetje was het eenvoudig wat anekdotes uit het verleden te vertellen. De geringe spanning die ik vóór die tijd had, was voor niets geweest.


Arnoudstraat
De volgende uitnodiging was die van de bewoners van het gerenoveerde heel oude historische Arnoudstraatje van Plattenburg. Met papier op zak ging ik daar heen en vroeg onnozel: “Is hier wat te doen?”. Want er was een windtunnel van de luchtmobiele brigade geplaatst voor de kinderen en een tafel van vijftig meter lengte met ruim vijftig stoelen er omheen. Ik werd al gauw gesignaleerd en tegemoet getreden door de organisatoren en op een verhoogde stoel ter hoogte van het midden gezet, iets achteruit, zodat de deelnemers en ik elkaar konden zien. Microfoon was niet nodig, want ik heb een luide stem, wat later door de toehoorders werd bevestigd. Ik had de initiatiefnemer per e-mail vier foto’s van de straat van 175 jaar geleden gezonden. Die hadden ze afgedrukt en het was een druk gedoe om me heen om de oude boerderijen, winkels, huizen enzovoort te herkennen.En toen gebeurde voor mij het wonder. De maaltijd was gereed en de leider vroeg een paar minuten stilte. Daarna kondigde hij mij als spreker aan. En….. ik liet de zes velletjes papier in mijn binnenzak zitten en deed mijn verhaal driekwartier lang uit mijn blote hoofd. Na afloop grote bos bloemen en klaterend applaus.Ik had thuis al gegeten om half één en hier was de aanvangstijd vier uur, dus nam ik de fiets, hielp men mij bij het opstappen en van de stoep afrijden. Met veel gewuif huiswaarts, een beetje trots ook nog. Twee van de vier hobbels waren genomen.

Wetenschapscafé
De volgende was al de dag erna om aan het verzoek te voldoen van de geestelijk verzorgster van Zorgcentrum Vreedenhoff, Florie van der Hoek. Mij werd gevraagd in het “Wetenschapscafé” de geschiedenis van het landgoed Presikhaaf te vertellen. Ik kwam daar precies op de vastgestelde tijd van 15.30 uur. Het was in de grote kerkzaal, die ruim vijftig zitplaatsen telt. Ze waren tot de laatste plaats bezet en toen ik van achter uit de zaal binnen kwam was het doodstil. Ik kwam van achter uit de zaal en liep op mijn dooie gemak door het midden van de twee rijen naar het podium, mompelend:”Nou, wat een belangstelling.” Een dame kwam me tegemoet, stelde zich voor en vroeg of ik vóór het podium op een stoel met een lessenaar voor me plaats wilde nemen of iets anders wilde. Ik verkoos op het podium achter de halfgrote tafel plaats te nemen waarop ik mijn tekst kon leggen en de zaal kon overzien. Daar zat ik dus: moederziel alleen, maar een beetje heerszuchtig ten opzicht van die zwijgende mensen met starende blikken. Ik dacht aan een vroegere medepatiënt in het ziekenhuis, die zei: “Nemen wat er komt en het beste ervan maken”. En mijn eigen gezegde:“Het overkomt je”. Ik moest zelfs even lachen toen ik één van de tien pagina’s op het verkeerde moment pakte. Het leek of dat er juist bij hoorde. Toen ik het laatste velletje pakte bleek er alleen maar te staan: “Zijn er nog vragen?” Want ik had geleerd dat de zaal zich dan juist ongemakkelijk voelde. Een toehoorder stak toch zijn vinger op en riep alsmaar “batterijen!” Ik vroeg wat hij daarmee bedoelde. De assistente kwam n aar me toe en zei: “Hij zegt ‘wasserijen”. Mijn oren weigeren soms in hoge ruimten bepaalde medeklinkers op te nemen. 
Nu had ik geen papier met vragen en antwoorden, dus vertelde ik dat de zeven wasserijen hun bestaan op Schaapsdrift te danken hadden aan de daar langs lopende beek die door de Karthuizer monniken daar uitgegraven was. Ik wilde na de bevrijding als één der eersten de stad in om te zien of onze woning nog bewoonbaar was en wist de sluipweggetjes tussen de wasserijen, want er stonden overal wachtposten die je de weg naar de nog verboden stad verhinderden. Ik kon zo de eerste keer onze woning zien. Zonder het te beseffen was ik weer uit het blote hoofd een kwartier aan het vertellen.
Na afloop kreeg ik het boek “Knielen op een bed violen” en een langdurig applaus. De zaal liep langzaam leeg en een aantal oude bekenden kwamen met foto’s naar me toe om herinneringen op te halen. Het was ronduit gezellig. Een flatbewoner begeleidde mij naar huis wegens mijn onzekere benen.Nog één hobbel te nemen.

Maria van Gelrestraat
Ditmaal was er een betere aankondiging in meervoudig kleurendruk in de omgeving verspreid. Ik had al eerder de voorzitter van de buurtvereniging Plattenburg, waarvan ik lid ben, gevraagd of het initiatief voor de maaltijd door Loes, Lea en Jopie namens de buurtvereniging was genomen. Maar deze zei dat het daarvan los stond en hij wist dat vooral Loes meerdere zaken in de wijk (of straat) buiten de vereniging deed o.a. voor en door haar fietsclubje van enige dames. Ik zei dat ik niet de vereniging in de wielen wilde rijden. Daar reageerde hij niet op. Eind van de maand kregen alle buurtgenoten een uitnodiging voor een gratis maaltijd, opgeluisterd door acts van een goochelaar voor de kinderen, zonder dat het verbonden werd met de herinneringsmaaltijden”.Ik voelde me daardoor wat vrijer om aan het verzoek tot een bijdrage aan de herinneringsmaaltijd te leveren. Daarvoor was de kleine zaal van Vreedenhoff beschikbaar gesteld. Ook hier was ik prompt om half vier en betrad ik de ruimte waar twee lange tafels stonden opgesteld met 35 stoelen er omheen die allen reeds bezet waren. Ieder met een bord en garnituur er voor. In het midden waren twee stoelen vrij gehouden. Ik werd naar die één van doe stoelen geleid waarop ik plaats nam.


Direct daarna kwam de wethouder naast me zitten. Ik hoorde aan zijn tongval dat hij van Groningse oorsprong was en na het voorstellen had ik dadelijk een goed onderwerp. Ik vroeg of hij net als mijn vader elke 28e augustus naar zijn vaderstad ging om de bevrijding van Bommenberend te vieren. Dat was een plaatselijke herdenking van de geschiedenis van eeuwen geleden. Hij begon spontaan het Groningse straatliedje te zingen, waar bij ik direct inviel. Zo zongen we samen als duet , o schande van mijn  voornemen om de maaltijd ernstig te houden: Het peerd van Ome Loek is dood, hartstikke dood.  Na dat Loes had medegedeeld dat de maaltijd geserveerd werd en dat rekening was gehouden met vegetariërs en geheelonthouders omdat de initiatiefnemers niemand wilde kwetsen. Daarna gaf zij de wethouder het woord, die mededeelde dat hij het initiatief loofde en er in Arnhem al 45 van dergelijke maaltijden was gehouden. Toen hij weer naast me zat werd mijn persoontje aangekondigd.

Ik werd aan het hoofd van de tafels op een verhoogde soort rollator met zitplaats gezet en hield zonder vrees mijn betoog. Ik was er wel aangewend dat men dat onder doodse stilte aanhoorde en na het slot applaudisseerde. Het zaaltje liep langzaam leeg, behoudens alweer enige bekenden uit de oude buurt die fotos uit het verleden bij zich hadden zodat er een gezellig half uurtje aan werd geplakt. Ik heb bij elke lezing zo tactisch mogelijk verteld dat mijn vader van anarchistisch syndicalistische huize kwam en bij nader inzien overging tot het christelijke geloof, waardoor ik nu de Sabbatvierende gemeenten als die van De ZDBapisten en ZDAdventisten bezocht.
Een buurtgenoot vroeg ik mij naar huis te begeleiden, wat hij graag deed. Missie volbracht zover ik weet. De avond voor de televisie kon mijn vreemde gevoel niet doen verdwijnen en de dag erna moest ik voortdurend aan Hemingway denken, waarvan ik in een blog had geschreven dat hij wereldberoemd wilde worden. Dat werd hij, kreeg zelfs de nobelprijs voor literatuur en schoot zichzelf toen dood. Het gevoel drong zich aan mij op dat ik nu in staat was om een vermoeden te hebben om zijn zelfdoding te verklaren. Ik heb opnieuw een drang om nieuwe blog te schrijven.
Voorlopig even niet om de laatste speciale gebeurtenissen te verwerken.