woensdag 8 maart 2017

Rein Reinder Reinst


Rein, Reinder, Reinst

Om elkaar te verstaan en begrijpen hebben wij o.a. woorden nodig. Vaak wordt iemands ontwikkeling  gemeten naar het aantal woorden en uitdrukkingen waarover hij beschikt. Het is echter zo, dat je met weinig woorden soms meer kunt zeggen dan met veel, vooral veel vreemde woorden. Als je voor de gemiddeld ontwikkelde mens spreekt en schrijft “probeer” je te schatten hoe groot zijn woordenschat is. Dat is niet eenvoudig als jezelf een bepaalde kennis op dat gebied hebt. Pak maar eens een woordenboek en zet in gedachten een streepje onder elk woord waarvan je onzeker over de betekenis bent. Ik weet zeker dat je net zo schrikt als ik wanneer ik die proef bij mijzelf doe. Hoe kan je dan die kennis van een ander meten?
Van mijn ouders kreeg ik mee, dat je persoonlijk onderzoek moet doen, en dat kan niet alleen door het lezen van boeken van de gemeenschap waaraan je verbonden bent, maar ook door de laatste bevindingen van algemene wetenschap, taal en geschiedenis tot je te nemen. Nieuwsgierigheid wordt de grondslag van alle kennis genoemd, dus raadpleegde ik de huidige kennis van deze takken van wetenschap. Weliswaar onder voorbehoud van Bijbelteksten, die luiden “mijn volk gaat verloren door gebrek aan kennis”, “wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart”, en “er komt geen einde aan boeken schrijven en lezen, het is vermoeidheid van het lichaam, ijdelheid der ijdelheden”. (Ik citeer uit het hoofd). Er bestaan dus belangrijker zaken dan kennis en ook van Bijbelkennis. Met deze betrekkelijkheid van alle kennis, kunnen velen het niet nalaten bepaalde beweringen te controleren. Dat zegt tevens dat ook velen daar totaal geen behoefte aan hebben. Deze generatie bestaat hoofdzakelijk uit kinderen van ouders die hun keuze gemaakt hebben en daaraan trouw willen blijven en zich daarbij veilig voelen.
Tijdens het lezen van het boek van Reinder Bruinsma “Gaan of blijven” struikelde ik over het woord “postmodern”. Omdat hij het meermalen gebruikte om andere zaken te verklaren, raadpleegde ik het woordenboek en een encyclopedie. Vergeefs. Ik kreeg de gedachte dat hij tot vakbroeders en de intellectuele bovenlaag van de leden en bezoekers van de Adventkerk sprak. Deze zouden immers door toenemende algemene kennis van taal en geschiedenis bij de Bijbelstudie het meeste kunnen twijfelen aan de juistheid van de leerstellingen en de uitleg van profetieën en daardoor de kerk de rug toekeren. Dat hijzelf zo’n onderzoeker en twijfelaar was blijkt uit de uitgave van zijn boek. Ik geloof in zijn oprechtheid en kennis wegens zijn veelvuldige bezoeken aan Adventkerken, Adventuniversiteiten en geloofsgenoten over de hele wereld.
Wel geeft hij te kennen, dat kerkverlating bij nagenoeg alle kerken in de hele wereld het geval is. Dat zegt natuurlijk meer over minder behoefte aan bijeenkomsten dan aan geloof, maar uit de persoonlijke gesprekken die hij en anderen over dit onderwerp voerden, wezen dit wel uit.
Ik kreeg van de vroegere jeugdleider van de Adventbeweging, Dirk Vink, een concordantie, die mij het zoeken naar dezelfde woorden en onderwerpen in de Bijbel makkelijker maakte. Ik ontdekte, zoals eerder gezegd, ook dat een woordenboek en encyclopedie onmisbaar waren. Je moet immers kunnen staven wat je zegt.
Zo bleek het woordje “geest”, met of zonder “heilige” ervoor, altijd een onstoffelijke onderdeel van een persoon te zijn. Omdat het eerste kwartaal van 2017 in de gespreksgroep het thema “geest” als thema heeft, komt natuurlijk de drie-eenheidsleer aan bod, die in bijna alle Christelijke gemeenschappen als eerste en belangrijkste geloofspunt wordt genoemd. Ik vroeg op een bepaald moment aan de deelnemers of God Jahweh, de Vader van Jezus en ons mensen, een geest had. Niemand antwoordde, want de volgende logische vraag zou zijn: “Is die geest heilig?” En het antwoord: “Dat is dus een (de) Heilige Geest.”
Later dacht ik: Jezus zou niet zelf het antwoord hebben gegeven, omdat Hij wist, dat de anderen het ook wel wisten, maar er niet voor uit durfden komen. Ik vroeg na lang stilzwijgen nog tweemaal hetzelfde. Tenslotte werd gevraagd of ik het zelf wilde zeggen. Ik zei: “Natuurlijk heeft God de Vader een geest. Wij zijn naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen en wij hebben een lichaam en een geest, dus heeft Jahweh die ook.” Het werd niet tegen gesproken, ook niet het feit, dat net als de Sabbat op de zevende dag als rustdag door de eerste paus werd verschoven naar de eerste dag, de dag der zon, die voor het oude Egypte als rustdag gold ter ere van de zonnegod. Zo werd het driegodendom van Babel in de plaats van de monogame (God is één persoon) christelijke godsdienst gesteld.
De drie-eenheidsleer houdt in, dat de Heilige Geest als persoon wordt opgevoerd en dus “stoffelijk” is en gelijkwaardig is aan God de Vader. Ik raadpleegde voor de zekerheid de concordantie. En dat leverde het aantal teksten op waarin “geest” voor kwam: ‘Geest’: 46 maal in het O.T. en 46 maal in het N.T., ‘Geest, heilige’: 33 maal in het N.T en 2 maal in het O.T., ‘geest’: 89 maal. Verder ‘geest’, ‘boze en geest, onreine’. En allemaal “onstoffelijk”.   

Symboliek, hyperbool, getallensymboliek, metafoor, personificatie, overdrachtelijk, enz.
Hemingway schreef naast zijn lijvige boeken een kleine novelle, genaamd “De oude man en de zee”. Dat boekje leverde grote bekendheid op. De recensenten vroegen zich af of dat verhaal gewoon verzonnen was om het leven van een visser te verbeelden, of dat het een “metafoor” was, een verhaal als gelijkenis. Dat kleine  boekje zou een schitterende gelijkenis zijn met het leven van de mens in het algemeen, die streeft naar het grootste geluk en aan het eind van zijn leven ervaart, dat het een ideaal is, een onvervulbare wens wat niemand op deze aarde ziet verwerkelijkt. De visser ving aan het eind van zijn leven de grootste vis ooit. Zo groot dat hij niet in de boot kon. Dus sleepte hij hem met een touw achter de boot aan. Toen hij met veel moeite de haven binnen voer, bleek de vis door andere vissen te zijn afgevreten zodat hij slechts een karkas binnen haalde. De kleine jongen, die met hem voer, was daarvan getuige.
Natuurlijk kan je van elke gebeurtenis een metafoor maken, maar een verhaal, dat zo duidelijk de loop van het leven verbeeldt, is een zeer leerzaam kunststuk, meer gevoel dus dan werkelijkheid.
Zo kan de Bijbel op veel plaatsen worden gelezen. Een aantal daarin schijnbaar onredelijke verhalen worden met dat inzicht voor je duidelijk. De duif die na de doop van Jezus op Hem nederdaalde en Hem bevestigde als de Zoon van God, was een symbool. Het oudste boek Job was een metafoor. Daarin wordt immers verteld dat de duivel in de hemel in vergadering was met o.a. God de Vader. Dat kan niet als werkelijkheid worden opgevat, omdat hij voor de grondlegging van de aarde al als een bliksemschicht uit de hemel werd verbannen. Hij, met het virus van het kwaad, moest geïsoleerd worden van het universum, opdat hij de hemelingen niet zou besmetten. Uitsluitend de planeet aarde met zijn bewoners zou voor hen een schouwspel worden en als bewijs gelden hoe noodlottig het resultaat van zijn opstand tegen God Jahweh was. Gelukkig werd zo het kwaad vernietigd. Alleen op deze wijze kan je verhalen lezen, en zeker die voor je levensbeschouwing van waarde zijn. De titel “lucifer” “(lichtdrager) voor de duivel, was een “symbool” van zijn vroegere taak als  voorlichter van God.
Nummersymboliek is het gebruik van een cijfer of getal, dat een volledigheid aanduidt. Saul versloeg zijn duizenden en David zijn tienduizenden, juichte het volk; moeder zegt tegen haar kind: ik heb je al honderd keer gezegd, blijf van die hete kachel af!
Hyperbool is een sterke overdrijving, zoals ook hierboven. Och, behalve deze uitleg van taalbegrippen, hoef je niet eens meer je woordenboek te pakken, maar het niet begrepen woord in je browser, bijvoorbeeld Google, te plaatsen en je krijgt het voor het uitkiezen. Beter is “wat meer belezen zijn” om ervaring op te doen, waardoor je meer begrijpt wat je leest. Kranten worden afgeschaft en boeken minder gelezen, waardoor elkaar minder wordt begrepen en men riskeert anderen en hun woorden verkeerd te beoordelen.
Over “personificatie” kan ik kort zijn. Het is in alle talen gebruikelijk dat men geestelijke dingen met hij of zij aanspreekt. Bijvoorbeeld is “liefde” in het gezegde “de liefde dringt ons” op zichzelf geen persoon, maar een eigenschap. Er zijn teveel voorbeelden om hier aan te halen. Daarom is het onwerkelijk dat de kerk leert dat de woorden: “Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest” drie “personen” zijn, en nog wel van gelijke waarde. Als in een gesprek er dieper op wordt ingegaan, wordt al gauw geschermd met de bewering, dat het een “mysterie” is.
Een geloofsgenote die graag bij de oude Bijbeluitleg wil blijven, schreef me dat haar een beschrijving als “personalitie” voor de heilige geest het beste lijkt. Maar dat is een afleiding van ‘personalisme’, systeem met waardering voor de persoonlijkheid. Ik beweer niet een geweldige taalkundige te zijn, maar vond het in dit verband toch noodzakelijk het woordenboek te raadplegen voor te betekenis van al de hier genoemde woorden, om vast te stellen, dat men zich in allerlei bochten moet wringen om te ontkennen, dat de Heilige Geest een persoon is in plaats van de geest van de enige God Jahweh, van wie Jezus op vele plaatsen zegt, dat Hij meerder is dan ik en uitsluitend zegt wat hem door die God is opgedragen.
Het is echter bewezen dat de drie-eenheidsleer, net als de naam zondag, een overname is van het meergodendom, waarvoor de profeten en de eerste Christenen en Christus zelf waarschuwden. De reactie riep het bijbelse verwijt op: ter wille van de traditie doet gij de wet te niet.
Joden en Christenen belijden een “monogame” (enkelvoudig persoon) godsdienst: één God Jahweh, de “Ik ben”. En het zijn juist de Adventisten die zich daarop beroepen als tegenhanger van andere godsdiensten. In de hele Bijbel wordt over Jahweh in eerste persoon enkelvoud gesproken. Als er drie goden van gelijke waarden bestonden, zou zeker de meervoudsvorm gebruikt worden. Het enige argument wat voor meer goden gebezigd wordt, is waar de schrijver in Genesis 1:26 zegt: “Kom, laat ons mensen maken”. Wegens het bekende “majestueus pluraris” wordt dit soms door koningen gebruikt, bijvoorbeeld: “Wij Beatrix, koningin der Nederlanden”. Als verder God spreekt: “naar ons beeld en gelijkenis”, zegt dit al voldoende dat God net als Adam één persoon is. In de laatste vertaling, die van 2014, van het Bijbelgenootschap ‘De Bijbel in de gewone taal’’, volgens het voorwoord ‘een betrouwbare vertaling van de oorspronkelijke teksten', zal je daarom in 1 Genesis 26 lezen: God zei: “Nu wil ik mensen maken”.
De tien geboden staan bij de christenheid over het algemeen hoog in het vaandel. Daarom werd enige tijd na het stichten van de Adventbeweging, die nog de zondag als rustdag hield, na een ontmoeting met de veel oudere Zevende Dags Baptisten de Sabbat van het vierde gebod over genomen. De eerste twee geboden waarschuwen echter tegen een meergodendom.

Het zwakke punt
Waarom ik nogal uitvoerig op die door de eeuwen heen betwistte leerstelling in ga, komt omdat Reinder in zijn boek de juistheid van de “dag is jaarmethode” bij het voorspellen van de dag van Christus wederkomst door de Miller gehanteerd en bevestigd door schrijfster E.White, sterk betwijfelt. Deze methode heeft als grondslag slechts twee teksten, (Num.14:34 en Ez.4:6) die totaal niets te maken hebben met deze dag. Bovendien staat in Handelingen 1 en op meer plaatsen, dat het ons niet toekomt die dag te kennen. Deze methode is het zwakke punt in de uitleg door grondlegger Miller van de profetieën van Daniël en Openbaring over de 23 avonden en morgens, die op de wederkomst van Christus in 1844 zouden wijzen. Dat die voorspelling niet uit kwam, werd goed gepraat met “de grote teleurstelling” die door God met een doel was voorzien.
Als Reinder dit als een van de oorzaken noemt van kerkverlating door Adventisten, waarom dan niet die  foute leer aangehaald van de 2300 avonden en morgens? Al snel na het ontstaan van de Adventgemeenschap waren er aanhangers, die deze ‘leerstelling’ bestreden en als lid aftraden. Ik schreef ruim een halve eeuw geleden een brochure, waarin ik overduidelijk de fouten aan gaf van deze uitleg. De reden: de Revieuw of Herald schreef, dat op Generale Conferentie werd beslist, dat “Als de uitleg van de 2300 avonden en morgens niet waar zou zijn, dan kan de Adventkerk wel ophouden het evangelie te prediken, want dan zou de Adventkerk de laatste gemeente niet zijn.”
Dit was de reden, dat ik vijftien jaar lang vergeefs vroeg gedoopt te worden.
Ik had gehoopt, dat Reinder, met zijn boek “Gaan of blijven” een andere mogelijkheid voor Adventisten bood, als tegenwicht voor de roep van president Wilson: “terug naar de oude paden”. Ik houd het erop, dat het beter is ten halve bekeerd te zijn dan ten hele gedwaald. Het was een waagstuk van hem¸waarvoor ik hem zeer bewonder. Hij kreeg bagger over zich heen en ik schreef hem dat Luther dat ook overkwam. Die reageerde met “Hier sta ik; ik kan niet anders. Zo werden veel Rooms Katholieken protestanten, waartoe de Adventkerk behoort.
Ik kijk uit naar een aanvulling van het besproken boekje, omdat eerlijkheid het langste duurt. Ik zal steeds de slotsom van de Generale Conferentie van 1995 aanhalen: “Eenheid in verscheidenheid en voortschrijdend inzicht”.