donderdag 13 mei 2021

96

Bres                    96

29 januari 2021 mocht ik herdenken dat ik 96 jaren heb volbracht. Dat is, afgerond, 2096 na de geboorte van Christus, wat elk jaar herdacht wordt, hoewel hij op een dag in oktober was geboren, en niet op 25 of 26 december, maar op de dag(en) van het afgodische zonnewendefeest, dat ze nu terwille van de niet joden daarheen hadden verplaatst en het "Kerstfeest" noemen. Kerst betekent Chritus. En nu dus versierd met een een 'Christusboom', waarbij een 'Christustaart' wordt gegeten. Dit voor de Bijbel- en geschiedeniskenners.

De dag voor mijn verjaardag, de 28e kreeg ik al een cadeautje: ik stond op, liep naar de slaapkamerdeur en voordat ik daar was kreeg ik een duizeling. Nou, ik wil je vertellen, dat een duizeling hel wat anders is dan wat duizelig zijn. Het is beide een tekort aan zuurstof in de hersenen, zo ik op de EHBO leerde. Duizelig zijn gaat na korte of wat langere tijd wel over zonder daaraan voortdurend herinnerd te worden. Als je die periode voorbij bent, denk je er niet meer aan. Een duizeling is heel iets anders: zonder aankondiging draait opeens de hele wereld om je heen; je hebt geen enkel oriëntatie punt meer om je aan vast te klampen; je tast in het ledige en valt tijdens dat tasten ‘ergens’ tegen aan.  Dat was in dit geval met mijn linkerzijde tegen mijn ledikant en mij rechterknie tegen de grond.

Een vreemde schrikwekkende gewaarwording. Na een korte bezinning probeer je enige malen vergeefs op te staan totdat je met alle wil van de wereld (je leeft immers toch) na wat kruipen overeind komt en voorzichtig je eerste passen maakt, je vasthoudend aan het dichtstbijzijnde voorwerp. Dat was in dit geval een stoel. Daarna uitkijkend naar een volgend voorwerp om aan vast te houden, enzovoort, tot je in het toilet bent om een plas te doen en je bij het fonteintje een kattenwasje te plegen. Daarna, steeds met de schrik in de benen, de keukenwoonkamer de volgende bezigheden als eten en drinken klaarmaken en dat opeten en bedenken wat ik verder dien te doen. Dat alles en de volgend bezigheden met lange tussenpauzen in zeer traag tempo.

Dokter bellen, maar die zegt toch wel weer: “gaat vanzelf over”. Vertrouw daar maar op. En ik wil geen klaagsteun zijn en ben me bewust tot de zeer ouderen de behoren met daaraan verbonden mogelijke gebreken, zoals ik van mijn leeftijdgenoten hoor. Toch mijn dochter opgebeld en met haar overlegd wat mij verder te doen stond. Dat onthoud ik natuurlijk niet, alleen dat ik niet zomaar op de fiets moet stappen. Stel je voor dat ik zo’n duikeling op de nabije gelijkvloerse spoorwegovergang krijg….  Ik had weliswaar enige malen een zachte landing met dat vervoermiddel gemaakt, vooral als ik plotseling moest remmen en stilstaan. Ik had op aandringen van mijn kinderen een voor mijn begrip peperdure damesfiets met lage instap gekocht, waar ik met minder gevaar kon op- en afstappen, mar nu staat dat apparaat sinds die duizeling mijn verwijtend in de slaapkamer aan te kijken. De flat is eigenlijk te klein. Bovendien woon ik op de tweede verdieping, eigenlijk ‘verhoging’ en ben met mij claustrofobie gebonden aan de lift. Ik wil niet een misantroop zijn, zoals de neef van mijn buurgenoot, Hans Dorrenstein, is en waarmee hij al presentator zijn brood verdient.

Maar het ergste komt nog. Twee dagen na die val had ik geen pijn, die kwam daarna pas hevig opzetten. Dat werd gelijdelijk minder, maar er bleef toch lang genoeg om de nachten daarna niet te kunnen slapen. Dus alleen maar woelen van rug naar buik en van rechterzijde naar linkerzijde. Besloot tenslotte voor het naar bed gaan een paracetamolletje en een diazepannetje te slikken. En dat hielp gelukkig. Nu ik dit schrijf ben ik zonder pijn. Maar de schrik en het duizelig zijn, zat erin. Je zult toch die duizeling op de nabije gelijkvloerse spoorwegovergang krijgen….. 

En nu komt het: ïk moest wel even de dokter en de kinderen opbellen om ze van die val en de gevolgen ervan in kennis te brengen, omdat ze, indien nodig, mij zouden willen helpen. Want boodschappen per fiets durfde ik niet aan. Maar de telefoon deed het niet meer, ook het mobieltje was geblokkeerd. Zelfs de televisie gaf geen sjoege. Tot overmaat van ramp was ook de verbinding met de computer afgesloten. Zelfs een e-mailtje sturen was niet mogelijk. De thuishulp was bij het stofzuigen de dag ervoor flink tussen die vele verwarde kabels tekeer gegaan en van hun apparaten afgerukt. En welke kabels bij welke apparaten hoorden was voor mij in mijn zweverige toestand, knielend en gebogen, niet te ontwarren. Na een uur denken aan op oplossing voor mijn totaal afgesloten van de buitenwereld, kwam opeens de mogelijke hulp van mijn smartphone in mij op. Die had ik nauwelijks als telefoon gebruikt. Dus proberen maar. Ik zond aan de kinderen slechts de noodkreet "Help! Ik ben afgesloten!" Meer kon ik niet met dat piepkleine toetsenbord erop zetten, want als ik een letter denk te typen, verschijnen er wel drie dezelfde en andere letter en tekens te voorschijn. Nu maar wachten, want zoals velen kjken ze nauwelijks naar hun inbox. Na een halve dag eindelijk een luchtig berichtje, dat mijn kreet als een commando had geklonken, en dat werkt niet zo, zei dochterlief. Na uren kwam de zoon,, wiens verslagen van zijn stages ik mag nakijken, opdagen en na veel zoeken tussen de kabels bleek het contact uit de telefoonsnoer te zijn gerukt. Enfin, ik zag dat de coachkabel van de tv was verwijderd en na mijn moeizaam trachten hem weer aan te sluiten, deed die het ook weer. Dat was het dan voorlopig. Ik kon deze toestanden nu weer aan mijn kinderen meedelen en het op mijn website plaatsen hoewel die nooit wordt gelezen. Ik mag het lijstje boodschappen op Word zetten en versturen en dankbaar ontvangen. Het is me al een paar maal gelukt per de nu noodzakelijke ING de bonnen die ik van hen vroeg, te betalen. De schrik ik langzaam voorbij gegaan en kan mijn iets jongere correspondenten uit ervaring waarschuwen alert te zijn en te zorgen dat ze altijd iets bij de hand moeten hebben om je aan vast te houden.

Ik gebruikte voordien de laatste jaren voor mijn wandelingetje in het parkje naast me een wandelstok. Waarschijnlijk nam ik die voor de aardigheid (je weet maar nooit) mee uit de kringloopwinkel in de tien meter van mij verwijderde straat. Sindsdien kreeg die stok meer bekijks dan ik. Hij was rondom gedraaid en had een handvat, uitgebeeld met slangen- of geplatte hondenkop, zo werd door de bewonderaars gegist. Ben je als eigenaar toch ene beetje in beeld en krijg je de aandacht die ieder mens blijkbaar nodig heeft, vooral als hij met die andere helft van de mensheid, alleenstaand is. En dat was ik sinds mijn vrouw na steeds ernstiger paranoïde, die overging naar volledige dementie en ik alleen moest verhuizen, wat we mij een bron van ellende is. Mijn vrouw had bij gezond het grappige gezegde: wat nooit went in een vent. Of: een man wil maar één ding, maar een vrouw wil alles. De koning zei in één van zijn laatste  toespraken tot het volk: “Je moet niet gelukkig willen zijn”. Nooit een commentaar op die uitspraak vernomen. Wat bedoelde hij daarmee? Welke voorlichter gaf hem die uitspraak in? Ontmoet je bij het zoeken naar geluk dan juist het verdriet?

Stiefzoon ambtenaar Rob, die in het grensstadje Emmerik woont komt mij in elke geval met zijn auto ophalen als geestverwant voor de bijeenkomsten van de Adventkerk in de Parkstraat en op het prachtige Dunoplateau in Doorwerth aan de Rijn naast Heveadorp, waar geloofsgenoot Bertus Duijster geboren en getogen is en ons op dat prachtige gazon, zeven meter boven de ernaast stromende Rijn en uitzicht op de Betuwe tot aan Nijmegen toe, verwees. Bij de bocht van de Doorwerthlaan was de ingang waar een jong stel (in mijn ogen jong) ons vroeg of hier soms iets van de zevendedagsadentisten, een mond vol, was te doen. Ik vroeg: waar komen jullie vandaan? De jongeman zei: “Wij zijn ook Adventisten en gaan naar de diensten in Huis ter Heide”. Ik zei, “Kom ook eens kijken”.  Nu hebben we hier onze schoonmoeder op visite””, zei hij. Maar ze kwamen tijdens de dienst toch even aan de rand (ze hadden geen stoeltje bij zich) staan kijken, werden begroet en bij hun vertrek toegezwaaid. De dame bleek geloofsverwante Marianne Thieme die, naar zij later verklaarde uit de politiek te zijn gestapt om meer voor de Advent te kunnen doen.

Enfin, je ziet, dat ik met mijn leeftijd ook nog mee mag doen. Ook al koketteer ik wat met mijn onhandigheid in het begin van de corona onlinediensten. De Adventschrijver Reinder Bruinsma blogde in elk geval, dat hij ook niet de handigste was. Er werd gezegd: “Niet klagen, maar dragen en bidden om kracht”. De Franse filosoof Descartes zei: “Ik denk, dus ik besta”. In, naar ik meen, Amsterdam, staat het sculptuur “De Denker”. De rug van zijn rechterhand onder de kin, alsof hij heel wat in zijn hoofd te dragen had. Zo je ziet, je bent niet de enige met fouten en gebreken. Je kunt echter wel hopen en geloven, dat je daarna deel kunt hebben aan een betere wereld met gelukkige mensen, waaronder jij en ik.