zondag 11 februari 2018

De exotische, de toespraak, de verzoening


Bres - November 2017

De exotische, de toespraak, de verzoening

In mijn straat, beginnend met mijn middagwandeling door het parkje naast ons flatgebouw, komt me een jong mens tegemoet. Een plat, rond gezicht met ogen die je net niet spleetjes kunt noemen. Geheel in onbestemd buitenlands klederdracht. Pofbroek à la Don Kozakken, nauw strak leren glinsterend vestje, bruin kapje op dat alle haren bedekte, behoudens twee bruine vlechtjes die een eindje over haar rug hingen. Ze was wat minder lang dan ik; zo’n 1.70 meter.

Ik zei haar goedendag; ze bleef staan en keek mijn zwijgend aan. Ik vroeg: “woon je hier?” Ze antwoordde niet en bleef mij strak aankijken. “Kan je de weg vinden?” vroeg ik. Ze zei niets en bleef me strak aankijken. ‘Spreek je Engels”, vroeg ik verder, nu in mijn gebroken Engels. Weer geen antwoord en die starende blik. Ik vroeg: “Duits?” Geen reactie. Ook niet op mijn laatste poging: “Chinees?” Wel die verdoofde, starende blik.

Ik ging er maar van uit, dat het een ‘zij’ was, en dacht: ‘als ze hier is gekomen, weet ze de weg terug ook wel te vinden’, en liep door.

Na twintig minuten had ik het wandelingetje er op zitten en naderde de deur van het flatgebouw. Daar stond zij onder het afdakje bij het belpaneel. Ik kreeg het vermoeden, dat zij bij iemand, die even weg was, logeerde, zich had buitengesloten door geen sleutel mee te nemen en zij wachtte op de terugkomst van haar gastvrouw. Ik wees naar de namen op het paneel en zij wees naar nummer 124. Het bordje daar was wit, dus nog geen naam van een nieuwe bewoner. Op mijn bellen daar werd niet open gedaan. Het was smerig kil, druilerig weer en ik besloot haar de toegang tot het flatgebouw te verlenen en bracht haar naar woning 124, toevallig op mijn galerij, tweede verdieping. Daar werd op de huisbel daar ook niet gereageerd.

Ik riep de hulp in van wel twaalf passanten. Niemand lukte het contact met haar te krijgen. Zo bleef ik alleen met haar staan, hopende dat de bewoonster na haar mogelijk werk binnen een half uurtje na vijf uur zou arriveren.

Het smerige weer liet mij niet toe, haar daar achter te laten. Ik nam haar mee naar mijn huis. Toen ze in de stoel tegenover me zat, wees zij naar haar mond. Ik gaf haar een boterhammetje en een kopje vruchtenyoghurt en belde de politie. Deze verbond me met de meldkamer. De persoon daar zei me: “Daar doen wij niets aan. Zet haar maar weer op straat”. Ik belde de woningstichting, die mij met diens meldkamer verbond. Hetzelfde antwoord: “Is onze zaak niet; zet haar maar weer op straat”. Ik dacht: ‘de politie is je beste vriend en de woningstichting kent de bewoner en zou mij misschien met die persoon in contact brengen’. Niets van dat alles.

Ik wil als man met een vreemd meisje in huis geen praatjes hebben, zoals je die wekelijks in de krant leest; dus bracht ik haar weer naar 124 in hope dat de zaak zich wel spoedig zou oplossen. Om half zes bleek ze inderdaad weg. De volgende dag hoorde ik dat zij bij een buurvrouw om half zeven op de ramen had gebonsd en dat de vreemdelingenpolitie haar had opgehaald.

De volgende dag ontving ik een mailtje van de woningstichting, die mij dank betuigde. Kennissen uit de buurt en de nabij gelegen wijk Presikhaaf, en mijn dochter, belden mij op zeer bezorgde strenge toon, dat ik nooit, maar dan ook nooit meer vreemden mocht binnen laten.

Dat was het dan. Voor mij een onbevredigende zaak.

Je zult maar op een excursie zijn in China, door een noodstop van het reisgezelschap af raken, een gehucht binnen lopen en geen woord Chinees kunnen spreken, en de bewoners geen Nederlands, Engels of Duits…., zelfs geen Esperanto.

Ik deed een brief aan de bewoonster van 124 in haar bus. Buren hadden mij verteld dat daar een Turkse dame was komen te wonen. De volgende dag kwam echter een beschaafd uitziende en Nederlands sprekende dame met de brief in de hand aan mijn deur om te verklaren dat zij geen enkele relatie met het vreemde meisje had of heeft gehad.

De volgende brief die ik ook zond aan degenen, die mij probeerden te helpen en waarvan ik de e-mailadressen had,

Beste buurvrouw van nr.124,

Gisterenmiddag, dinsdag 14-11-2017 tussen 16.30 en 18.00 uur ontmoette ik een persoon in onze straat in buitenlandse kleding. Ruime plofbroek, Ik kon niet onderscheiden of het een jongeman of jonge dame betrof. Op mijn groet en vraag of zij de weg zocht, bleef zij staan en keek mij zwijgend aan. Ik vroeg of zij Engels of Duits sprak en uit welk land zij oorspronkelijk kwam en waar zij woonde.

Zij bleef mij zwijgend aankijken. Dus liep ik maar door.

Na terugkeer van mijn wandelingetje door het park stond zij (ik ging ervan uit dat het een jonge vrouw as) in de portiek van ons flatgebouw. Ik wees naar de naambordjes, en zei wees naar nr.124, waar geen naam bij stond. Op mijn bellen werd niet geantwoord. Zij had geen sleutel, dus liet ik haar het flatgebouw binnen en liep met haar mee naar 124. Van die woning had zij natuurlijk ook geen sleutel. De deurbel deed het ook niet, dus bonkte ik op de deur en ramen. Vergeefs.

Misschien was zij tijdens jouw afwezigheid voor een wandeling even de deur uitgegaan, echter zonder sleutel. Daar stond zij (of hij) in die kille koude motregen.

Ik nam haar mee naar huis in de hoop dat jij na je afwezigheid om 17.00 uur zou thuis komen. Met gebarentaal gaf zij aan te willen eten. Ik gaf haar een boterham en een kopje vruchtenyoghurt. Ik belde intussen de meldkamer van de politie en van Vivare. Antwoord van beiden: “Zet haar maar weer op straat. Wij kunnen daar niets aan doen”.

Ik ging weer met haar naar 124. Nog niemand thuis. Ik heb de buren erbij gehaald, die zeiden dat daar kortgeleden een Turks meisje was komen wonen. (Hoorde later: Hollands meisje) Ik haalde er nog een stuk of twaalf buurtgenoten erbij, die ook niet wisten wat zij met dit geval aanmoesten. Ze vroeg een buurtgenoot om een shagje en vuur om te roken. Niemand wilde haar zolang in huis opnemen, ik kon dat ook niet vanwege de praatjes die konden ontstaan en de onveiligheid die tegenwoordig vaak vermeld wordt. Dus bleef zij daar alleen voor de deur staan. Later bedacht ik dat het een aan gerelateerd drugsgeval kon zijn.

Om 17.30 uur ging ik weer kijken. Ze stond er niet meer. De volgende dag vertelde een buurvrouw dat zij om 18.30 uur bij haar op de deur had gebonsd, en later door de vreemdelingenpolitie was opgehaald.

Ik neem aan dat jij toch op tijd thuis kwam zodat zij niet kou vatte. Niettemin hielden ik en de buurtgenoten er een onprettig gevoel van over.

Ik hoop dat jij de oplossing vindt om haar te begeleiden en de juiste weg te wijzen naar een beter en zekerder leven. En dat jij voor jezelf en deze persoon spoedig een goede plek vindt in onze samenleving en jij vooral in ons flatgebouw.


Met vriendelijke groet,

Piet Schreuder (92 jaar)

Ernst Casimirlaan 134

Tel. 3616337


De toespraak

De volgende dag werd om 15.00 uur op het pleintje het zwartboek overreikt aan de vier managers van de woningstichting. Er waren ongeveer dertig bewoners aanwezig, inclusief de managers en het kandidaat-raadslid van de Socialistische Partij met haar assistente.

Wij wonen hier in een flatgebouw (gestapelde woningen) van drie verdiepingen, vier stuks op een vierde verdieping. Een bewoonster die al enige jaren hier naast haar moeder was komen wonen, kreeg veel gebreken aan haar woning. Haar inboedel en kunstwerken gingen naar de knoppen. Zij had artrose en aanvallen van clusterhoofdpijn. In de eerste plaats belde zij natuurlijk de woningstichting, die het gebouw had geplaatst en verantwoordelijk is voor het onderhoud. Dat ging zodanig met mondjesmaat, dat zij ruim een half jaar in het huis van haar moeder moest slapen. Alle instanties ingeschakeld die maar in te schakelen vielen. Er werd zelfs gedacht aan het gebruik maken van een pro deo advocaat, die een aanklacht tegen de woningstichting kon indienen. Ook de verzekering bood geen soulaas.

Zij belde mij vaak over al deze ingewikkeld geworden zaak, en ik gaf allerlei al of niet op te volgen raad. Niets hielp.

Enige maanden geleden viel bij mij de stroom uit. In het pikkedonker tastte ik in de meterkast naar het daar geplaatste zaklampje, die nog een zwak schijnsel gaf. Toen mij daar een druppel water op het hoofd viel, raakte ik in lichte paniek en belde 112. Twee agenten waren binnen tien minuten bij mij, zeiden dat water en elektriciteit een gevaarlijke toestand was. Zij belden de woningstichting, waarvan een medewerker ook al binnen de kortste tijd arriveerde. Die schakelde weer een loodgieter en twee aannemers in. Drukte van belang. Voldoende om de krant ter ore te doen komen. Die zond een oude bekende van me; fotograaf Pluim, die mij vroeger volgde wanneer ik als journalist van de Oost Koerier interviews deed. Het weerzien was leuk, maar de aanleiding natuurlijk minder. De volgende dag stond er een foto van mij bij de geopende meterkast, met verklarende tekst.

Toen pas werd duidelijk dat de woningstichting niet voor niets bijna om de twee dagen op het pleintje stond. Dan was hier lekkage en dan daar. Klachten stapelden zich op, zoals veel vocht in de woning met bijbehorende schimmel die schadelijk is voor de gezondheid. Ook de aannemers zeiden, dat alles bij elkaar een gevaarlijke toestand opleverde.

Tenslotte zei ik tegen de meest hopeloze bewoonster: “schakel de politik in”. De Socialistische Partij bleek wel bereid tot hulp. Onder leiding van het eerder genoemde raadslid en assistente werden twee vergaderingen belegd voor alle bewoners. Wij mochten gebruik maken van de faciliteiten van het nabij gelegen zorgcentrum Vreedenhoff en o.l.v. het a.s. raadslid deden ruim 25 bewoners hun verhaal over de gebreken aan hun woning. Een bewoner uit de wijk De Laar, die daar ervaring in zulk een zaak had opgedaan, adviseerde, gelijk als het a.s. raadlid deed: maak een zwartboek met foto’s van de binnen- en buitenzijde van het flatgebouw, dus ook de kamers, en vraag de woningstichting die in ontvangst te komen nemen. Het was op 22 oktober 2017 om 15.00 uur, dat wij maar liefst vier managers van de woningstichting mochten ontvangen. Het was de enige zonnige dag in deze sombere maand, dus we boften.

Zeven bewoners hadden zich aangeboden om vóór de overreiking van het zwartboek een woordje te doen. Dat deden ze netjes van papier, maar wat geluid betreft wat bescheiden. Ik had niet mijn hand opgestoken, omdat ik een gruwelijke hekel heb aan spreken in het openbaar. Maar tenslotte trok ik toch mijn mond open en hoorde mij duidelijk en blijkbaar goed formulerend tien minuten spreken over het reeds jarenlang gevraagde periodieke onderhoud van het flatgebouw en de woningen, waar voor zij verantwoordelijk was, maar haar beloften nooiit na kwam. Een enthousiast applaus volgde. Ik stond verbaasd over mijzelf…

De verzoening
Een rondschouw door het gebouw met de managers en enige bewoners, die ook hun kamers toonden volgde voor degenen die nog ter been waren.

Ik bleef achter met een aantal bewoners. Tenslotte ging ik naar de deur van het flatgebouw, dat net werd geopend door een bewoonster, die mij bijna drie jaar niet meer wilde groeten, omdat ik in mijn blog had vermeld, dat zij mij op mijn negentigste verjaardag luid had gefeliciteerd in de supermarkt, waarop zij, de kassajuffrouw en enge kopers mij hielpen de fietstassen vol te laden. Daarvan had ik melding gemaakt in mijn blog. Zij meende dat ik daarmee haar recht op privacy had geschonden. Zei schreef me mij nooit meer te zullen groeten.

En toen stonden wij daar tegenover elkaar. Zij had de deur van binnenuit half geopend en liet mij binnen. Ik zei: “Wil je niet meer boos zijn op mij?” “Nee”, zei ze.

Dat zei mij meer dan al het voorgaande.

P.S. Later bedacht ik, dat het ietwat oneerbieding genoemde "Exootje",
mogelijk een doofstom meisje geweest kon zijn, die even een instituut voor doofstommen ontvlucht was. Blijft: een respons van de politie op mijn hulpvraag zou daarna gewaardeerd zijn.... Mijn medeleven is er niet minder om.











woensdag 7 februari 2018

DE ACHTERLIJKSTE STAD


Dat had je gedroomd….

Het is net een abstract schilderijtje: de één ziet er dit in en de ander dat. Ik kan het dus niet helpen dat sommige mensen zich hierin voelen aangesproken. Opzettelijk kwetsen is mij echter vreemd.

Nu ik er toch over nadenk, kan ik mij best voorstellen dat sommigen menen in dit verhaaltje een rol te spelen. Dat is in elk geval beter dan dat ze die rol steeds aan een ander toe bedelen. Ikzelf en mijn echtgenote herkenden zich hier in elk geval totaal niet in en iedereen die ons kende ook niet. Natuurlijk valt er in elk huwelijk wel iets raars te beleven, maar hier heb ik geen weet van.

Wel heb ik vroeger als jeugdleider talloze bezoeken aan gezinnen moeten afleggen, maar ik zal nooit, nee nooit hiervan uit de school klappen. Het zal vast zo zijn dat na het wissen een paar fragmenten op de harde schijf zijn blijven hangen. Je weet het nooit. Toch eens aan Freud vragen.

 

DE ACHTERLIJKSTE STAD

Piet Schreuder

 

Lang niet meer zo gelachen als zondag 25 juni 2011 tijdens het wakker worden. Mochten jullie ooit nog de gedachte hebben gehad dat de wereld een samenleving is waar de mannen de dienst uitmaken, dan wil ik jullie hierbij uit de droom helpen. Zo’n man moest maar eens op een onbewoond eilandje gaan zitten om de hele dag naar een zeermeermin uit te zien. Achter elke man staat immers een vrouw.

Hoewel ik al jarenlang zonder vrouw leef, was dat vannacht totaal anders. Die ik nu had was er eentje met een zogenaamd fietsbandje om het middel dat haar rok wijd liet uitvallen. Haar boezem gaf uitsluitend de indruk dat zij een hoge borst opzette, en haar gezicht benadrukte dat ze geen enkele tegenspraak duldde. Dat heb je meer bij vrouwen die een eind over de middelbare leeftijd zijn.

Ik was allang op haar uitgekeken, maar ik was zo gewend aan haar, dat als ze er niet was ik haar zou missen. Ik zou niet weten wat ik dan moest beginnen. Het is een soort verslaving. Zij verfoeide een dekbed. Bij elke omdraai van de bedgenoot, ligt de ander de kou. Als zij zegt dat lakens en dekens aan het voeteneinde vijftien centimeter onder het matras moeten zitten, dan is dat geen tien of twintig centimeter, begrijpen jullie? Op zulke dingen is zij zeer streng. Eigenlijk is zij zo op alle dingen onvermurwbaar. Zij regeert de wereld met vaste hand. Niets kan onder haar leiding misgaan.

Wij kunnen zonder enige bezwaar van haar kant samen op de televisie de verrichtingen van tennisster Serena Williams gadeslaan. Ik ben een groot bewonderaar van de bovenbenen van die ster, waarover ik vast eens een verhaal zal schrijven als ik wist hoe dat moest. Niet omdat mijn vrouw naast mij zit, maar ik kan mij gewoon niet voorstellen dat ik die benen van die ster zou moeten omarmen zoals ik mijn vrouw omarm als zij gevallen is en ik haar overeind moet helpen.

Omdat ik de laatste tijd juist van veel dingen het nut niet meer inzie, zit ik wat vaker op de hoek van de bank met mijn hand onder het hoofd te suffen. Als zij daarover een opmerking maakt zeg ik gewoon dat ik zit na te denken. Om te kunnen filosoferen heb je geen diploma nodig. Maar zij zegt dat ik lusteloos aan het worden ben. Dus moet er ingegrepen worden. Wij moeten er eens een dagje uit, beslist zij. Nou moeten jullie je daar niet teveel van voorstellen. Ons huisje staat in een streek die uit allerlei gehuchtjes bestaat. Het is er zo stil dat je er een speld zou kunnen horen vallen. En mocht die speld vallen, dan zouden de bewoners direct dekking zoeken. Alleen als de wind toevallig onze richting uitstaat dan horen wij het zachte gezoem van de auto’s op de snelweg, die met een grote bocht om onze streek loopt. Het lijkt er zelfs op dat de natuurbescherming heeft afgedwongen dat vliegtuigen het luchtruim boven onze streek moeten vermijden.

Niettemin heeft de meest nabije stad, tien kilometer verderop, toestemming gekregen om op een nog legere plek tussen onze gehuchtjes een wijk te dumpen. De gemeente had besloten een afspraak te maken met alle bewoners dat zulks gewenst was voor de verwachte uitbreiding van de stad. Dat is weliswaar in tegenspraak met het milieubeleid, dat voorschrijft dat de natuur moet worden gespaard, maar de beste argumenten geven niet altijd de doorslag. Als men wil uitbreiden dan moeten ze maar “inbreiden” door in de hoogte te gaan bouwen, zoals ze in de Verenigde Staten, China en India doen, ondanks dat ze daar nog ruimte voldoende hebben. Want de economie vereist ook dat de uitstoot van CO2 kan worden beperkt als wij kantoren, bedrijven en woningen in hoogbouw om een station groeperen en er aldus minder woon-werkverkeer ontstaat. Zo kien ben ik wel om dat te begrijpen als het zo in ons streeksufferdje staat. Daar denk ik veel over na.

Hoewel ik mij daarover tegenover mijn vrouw weinig uitlaat, omdat zij dat toch niet zal begrijpen, schijnt deze overweging toch tot haar te zijn doorgedrongen. Het kan ook zijn dat zij gewoon nieuwsgierig is naar de vorderingen van de bouw van dat stadsdeel in onze streek.

Misschien wil zij zelfs de bewoners van onze gehuchtjes aanmoedigen een protestactie tegen deze bouw op touw zetten. Zo is zij uit het oogpunt van haar bedilzucht ook wel weer. Maar ik ben toch haar grootste bezit waarvoor zij verantwoording draagt. Omwille van mijn gezondheid moeten wij erop u.it
Ik ga naar de slaapkamer om mij om te kleden voor het uitstapje. Het bed was door haar al op de bekende manier piekobello opgemaakt. Helderwitte lakens, superschone dekens en alles in de juiste maten voor-, achter- en zijkanten strak opgemaakt, op welke kunst ik totaal geen zicht heb. Nu wil het geval dat wij twee poezen hebben die elkaar af en toe achterna zitten. Dat was toevallig thans hier het geval. Terwijl ik een broek aantrok die voor een uitstapje is vereist, bestonden de katten het de boel zo overhoop te halen, dat er van een keurig opgemaakt bed in het geheel geen sprake meer was. Nog erger: één had van de opgefokte zenuwen een plasje en nog iets bestendigs op de dekens achtergelaten dat vast en zeker moest doorlekken tot in de lakens. Ik wist niet wat ik moest beginnen.

En zij beneden maar roepen waar ik bleef. Ik sleurde de lakens en dekens er in de gauwigheid vanaf, gooide het hele geval in een hoek en drapeerde het matras met de oude versleten reservedeken die op kleedkast lag. Jullie begrijpen direct met wat voor zwaar gemoed ik mij met haar op weg begaf voor het veelbelovende uitstapje. Ik bespaar jullie de wijze in welke droevige stemming ik korte ontwijkende gesprekjes met haar voerde, ook al omdat ik mij van de inhoud daarvan niets herinner. Zij had trouwens alles toch al beslist.

Om kort te gaan, het begin van de nieuwbouw viel ons allebei hard tegen. Er viel niets nieuws en ook niets historisch van de streek in te bespeuren. Zelfs een goed bedoeld klein nieuw kerkje van één of andere sekte, deed zo kunstmatig aan dat wij niet wisten hoe gauw wij er vandaan konden komen. Het geheel van de bebouwing was gewoon een vreemde eend in de bijt.

Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan, want de busverbinding stond nog in de kinderschoenen. In dit geval had je het beter met een gammele kinderwagen kunnen vergelijken. Maar als mensen van de streek waren wij gewend einden te lopen naar het dichts bijzijnde andere gehucht, waar wij nu ook vermoeid arriveerden.

Het bijzondere van die locatie was dat het de enige was die over twee kroegen beschikte die elk met een overbodig terrasje ervoor elkaar beconcurreerden. Zij waren allebei leeg op één na waar een echtpaar van onze leeftijd zat. Wij streken doodvermoeid naast hen neer. Mijn vrouw is niet contactgestoord. Integendeel. Met de andere vrouw die zij vaag herkende en die ook naar aanspraak snakte, wisselde zij ervaringen uit, in het bijzonder over ons bezoek aan het nieuwbouwwijkje. Zij waren het roerend met elkaar daar over eens en daarbij zou ik het persoonlijk willen laten. Maar als streekmensen zoek je al gauw troost bij elkaar, zozeer dat de vrouw ons uitnodigde bij haar een slotdrankje op die verloren dag te komen drinken. Omdat het logisch was dat die nieuwe busverbinding nog maar om de paar uur op één of andere voor ons onbekende plaats stopte, begonnen wij gevieren de wandeling naar het huis van onze nieuwe vrienden, welk huis volgens hen vlak in de buurt was.

Dat was dus niet zo, en eigenlijk was dat bezoek toch het enige lichtpuntje van de dag, want wij streken er doodvermoeid neer en ik kan niet anders zeggen dan dat het bakje troost wat zij inschonk van zeer goede smaak was. En wat ook belangrijk was: de dames waren het zozeer met elkaar eens dat zij besloten dat het idee betreffende een nieuwe stad in deze streek afkomstig moest zijn van een paar mensen die uit een gesloten afdeling van een inrichting ontsnapt waren. Het zou de achterlijkste stad van het land worden. Die bedenkers daarvan hadden nooit de weiden gezien met de sloten, bruggetjes, wilgen, moerasjes, lisdodden en het bosje op de achtergrond waar een piepklein torentje omhoog piekte.

Maar er is een tijd van komen en van gaan stelden wij gevieren vast en wij namen afscheid.

Toen begon de eigenlijke ellende pas. Wij ontdekten bij de deur dat de laatste bus van die dag al was vertrokken. Jullie weten nu onderhand wel dat mijn vrouw niet voor één gat te vangen is, maar nu wist zij het absoluut niet meer. Wij gingen tegen beter weten in op pad en bij elke stap werden de tranen van mijn vrouw dikker. Ik kon daar echt geen voldoening in vinden, zulk een medelijden had ik met het verlies van haar waardigheid als bestuurder van de wereld.

Op het laatst hoorde ik haar snikken dat zij eigenlijk voor niets deugde en dat alles in haar leven vanaf de geboorte was misgegaan. En zoals dit kon het niet erger, huilde zij hartverscheurend. Ik zocht vergeefs naar middelen om haar te troosten, maar meende er tenslotte toch één te hebben gevonden. Ik zei dat zij niet moest denken dat het niet erger kon en vertelde haar over wat de katten thuis met het bed hadden aangericht. Toen hebben wij samen zo onbedaarlijk hard gelachen dat ik er wakker van werd, en toen nog bleef ik een tijdlang lachen. De hele dag kon ik het niet geheel onderdrukken. Ze zeggen dat je het van je af kunt schrijven, en dat probeer ik nu. Maar het kan best zijn dat bij het stemmen over een convenant wijkvisie, anderen mijn glimlachje als een bespotting zien. Dat is beslist niet zo.

woensdag 20 december 2017

HECTISCHE DAGEN

Hectische dagen

November stond toch al bekend als deprimerend, en nou dit ook nog. Ik meende het zelfs aan mijn kat te zien. En dan kwamen daar een aantal ongekend zware sneeuwbuien bij die de waarschuwing code oranje opleverden. Dat betekende: beter thuis blijven en je niet op de weg begeven. Daar ging mijn dagelijkse ochtend- en middagwandelingetje van elk een kwartiertje, volgens doktoren een noodzaak om gezond oud te worden en een frisse kijk op het leven te bewaren. Dochter Seraja had mij zelfs streng verboden naar een vergadering te gaan die wij met dertig buurtgenoten over het erbarmelijk onderhoud van ons flatgebouw door de woningstichting, voor de derde maal zouden houden. Omdat de stichting en de gemeente geen reactie hadden gegeven op onze klachten, had ik geadviseerd de politiek, met name de SP in te schakelen. Daarvan waren de vorige maal twee vertegenwoordigers aanwezig die de leiding namen en ons de voorstellen deden waarvan je in mijn vorige blog de gevolgen kan lezen.
De donderdag daarna was de sneeuw zo goed als mogelijk door de kille regen weggespoeld op enkele smerige hoopjes na. Voor mij echter voldoende om met de fiets een paar maaltijden bij de super tien minuten fietsen verderop te halen.
Op weg bedacht ik dat ik best even tevoren naar moeder en dochter Schreuder in mijn vorige huis langs kon gaan om te zien hoe de zaken daar er voor stonden. Dat was toch maar vijf minuten verder.

Damesfiets
Ik had wegens het onzekere weer een lange regenjas en een dikke blauwe broek (kinderarbeid) aangetrokken. Mijn herenfiets schuin houden, links tegen een paal of bak leunen, verschafte mij de lastste jaren de mogelijkheid om mijn stalen ros te bestijgen. Ook nu lukte het.
Bij het huis aangekomen, voelde ik al gauw dat mijn truc onder deze omstandigheden geen opgeld zou doen. Dus, met de stang tussen de benen lopend naar de voordeur, als gewoonlijk gefloten en gebeld en met steun van mijn dochter zeer moeizaam van de fiets gekomen.
Na een poosje bij zitten praten dacht dochterlief weer aan de reeds lang gedane raad aan mij gegeven een damesfiets aan te schaffen. Zij had een prachtige Batavus die ik voor een prikje kon overnemen. Ik vond die twee lage middenstangen net laag genoeg om mijn been er overheen te krijgen. Zo lopend naar de straat om meer ervaring met het vehikel op te doen. Ik moest daarvoor eerst met mijn linkervoet steun op de grond zoeken, en toen ervoer ik wat een lage instap betekent….. Het bleek een ‘hoge instap’, nu ‘uitstap’ te zijn. Dat wil zeggen: de straat bleek na mijn stap over de stangen een decimeter lager te zijn. De fiets kwam op mij af en daar ging Pa Piet, zonder een trap te hebben gedaan, langzaam maar zeker mee ter aarde. Na mijn om hulpgeroep kwam dochter van de deur terug en trachtte mij overeind te helpen. Het bleek echter noodzakelijk dat ik zelf op de knieën ging om mij op de handen steunend inspannend op te richtten.
Ach, die pijnen aan de binnenkant van mijn enkel en die aan mijn knie waren best te houden, en ik moet het niet erger maken dan het is, maar kon niet voorkomen dat ik het toch met hulp van een dosis zelfmedelijden en opeens zeer groot bewustzijn van mijn leeftijd en een blik op het einde van mijn tijd verticaal moest komen.
Seraja heeft een auto en een groot dienstbetoon, zodat ik mijn fiets bij haar liet staan en wij met die auto naar de supermarkt togen en mijn boodschappen insloegen. Zij bracht mij naar de achteringang van Praxis, vanwaar ik met de twee volle tassen toch nog vijf minuten lopend mijn huis kon bereiken. Daar eerst een poosje met het zere been op een stoel de schrik en wat deprimerende gedachten verwerken. Dat bleek juist niet de goede remedie te zijn voor herstel. De pijn en de zwellingen werden erger en de zoektocht naar overgebleven paracetamolletjes en tubes arnica, tamtum en zinkzalf werd onder gebeden door de kreupele oude heer kreunend aangevangen. Ze hielpen geen barst. Net zo min als de daarvoor bedoelde afleiding van een t.v.-film en nachtrust wat een nachtwake werd.
Leef je een beetje mee of zit je nou stiekem te lachen. Schrijf ik daarvoor nou een blog!

Optimisme Buurt
In elk geval: de initiatiefneemsters van de bijeenkomsten kondigden middels een pamflet op de twee voordeuren een derde vergadering aan dat als onderwerp had: “Positief nieuws van de woningstichting!”
Als trouwe deelnemer van de poging herstel en onderhoud van ons flatgebouw te bewerkstelligen had ik toch enige moeite op die uitnodiging in te gaan. In de eerste plaats het dringende advies van Seraja mij niet buiten de woning te begeven gezien de erbarmelijke toestand op de weg en daaraan verbonden mijn leeftijd en de duisternis. Ten tweede vroeg ik mij af of de ontvangen brief van de woningstichting niet beter per e-mail of brievenbus aan alle ruim tachtig bewoners doorgezonden moest worden. Er zouden immers buiten de dertig geïnteresseerden deelnemers aan de vorige bijeenkomsten nog minstens vijftig bewoners van dit nieuws verstoken blijven.
Ook verkeerde ik in de veronderstelling dat de woningstichting zelf de werkzaamheden aan elke bewoner per brief zou aankondigen.

Ik verontschuldigde mij dus bij de organisatoren, voelde mij niet al te bezwaard en wacht af.

donderdag 12 oktober 2017

't En zijn de joden niet, Heer Jesu

't En zijn de Joden niet, Heer Jesu

't En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten,

Noch die verradelijk U togen voor ' t gericht,
Noch die versmadelijk U spogen in ' t gezicht.
Noch die U knevelden en stieten U vol puisten.

't En zijn de krijgslui niet die met haar felle vuisten
De rietstok hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht
Of over Uwen rok t'saam dobbelden en tuisten.

Ik ben ' t, o Heer , ik ben 't die U dit heb gedaan
Ik ben de zware boom die U had overlaan.
Ik ben de taaie streng daarmee Gij gint gebonden.
De nagel, en de speer, de gesel die U sloeg.
De bloedbedropen kroon die Uwen schedel droeg.
Want dit is al geschied, eilaas, om mijne zonden.

Jacobus Revius 1586

Dichter-predikant te Rozendaal bij Velp, die werd opgevolgd door de dichter-predikant De Genestet en na die, eveneens dichter-predikant, Barnard. De kerk staat tegenover de zij-ingang van het toeristische park van het kasteel van Baron van Pallandt met zijn beroemde schelpengalerij en de bedriegertjes, vaak het doel van een schoolreisje. Er is een De Genestetlaan. Hij ligt begraven op het in het park gelegen kerkhof aan de laan rechts van de grote ingang. Door het bos op dorre grond doet het een beetje somber aan. Een kennis van me wees mij daar het plekje aan wat hij en zijn echtgenote voor hun graf hadden gereserveerd.
Rozendaal is de rijkste gemeente van Nederland.


donderdag 10 augustus 2017

Miepsie



Miepsie 3                                                                                         Piet Schreuder

Als ik al eens een keer wat later thuis kom van een vergadering komt de poes mij in de vorm van twee lichtgevende ogen in het donker tegemoet. Maar vervolgens gaat ze als ik het licht ontsteek vol minachting met de rug naar mij toe zitten. Zoiets van: waar heb jij de hele avond uitgehangen.

Ik heb haar verschillende keren gewaarschuwd: “Pas jij maar op, anders ruil ik je in voor een andere kat; zo duur zijn ze ook weer niet”. Maar ze is een erg ongelovige poes ten opzichte van mijn uitlatingen. Ze gelooft uitsluitend in haar eigen onmisbare schoonheid, soepele bewegingen en andere aantrekkelijkheden, en ik zie haar denken: “Als je mij aait aai je jezelf, jij kunt niet zonder mij, kijk maar naar het aantal kattenbezitters”.

Geen kunst om je zo mooi voor te doen als je de hele dag je zit te wassen en langdurige schoonheidsslaapjes houd. Ze heeft een blind vertrouwen dat ik de etensbakjes op tijd vul en hoe ze ook poept en piest, die lange op twee poten ruimt het in zijn eigen belang wel op.

Zij denkt ook dat zij de eerste Miepsie op de wereld is, maar dat is helemaal niet waar. Om haar te overtuigen heb ik een spiegel op de grond gezet alhoewel ze die nauwelijks bekijkt. Als ze eens de moeite nam zichzelf gade te slaan zoals de meeste vrouwelijke wezens doen, had ze kunnen vaststellen dat ze niet zo glanzend diep zwart is als Miepsie 1 die, om dat nog beter te later uitkomen vier witte voetjes had plus een witte bef en om het af te ronden aan het einde van haar staart ook nog eens een witte punt. Dan had zij kunnen zien (maar dat durft ze niet) dat ze een gewone ordinaire lapjeskat is van oranje, grijs, zwart en wit van twaalf in een dozijn, dus van zeer onbestemde afkomst. Dat is maar goed ook, want toen Japie die in de vijfde klas naast me zat, zijn poes jongen kreeg, was ik toevallig smoor op Miepie die links vooraan zat, totaal onbereikbaar voor mij maar niet voor Japie natuurlijk. En wat het vriendinnetje van Mickey Mouse betreft, daar had ik ook iets mee hoewel dat een muis was. Gevoelsmatig deed ik dus al vroeg aan integratie. Dat kleine beest waar ik moeders hoofd dol om zeurde werd onmiddellijk Miepsie. En het was niet goed dat ik haar aanbad, want honden en katten gaan altijd te vroeg dood, zodat haar overlijden een ramp was net zoals dat bij haar totaal zwarte opvolgster Miepsie 2 het geval was.

Gelukkig weet Miepsie 3 niet dat ze eens dood gaat. Ik moet toegeven dat ze verleidelijk mooie ogen heeft en dat ik mij diep schaam als ze op mijn schoot springt en een gesnor laat horen alsof ik haar de hemel bezorg die ik door haar aanwezigheid nooit voldoende besef. Zij denkt mij zeker een schaamtevol gevoel van ondankbaarheid aan te smeren Er is heus niet zoveel reden om hierover zo luidruchtig te spinnen. Ik durf nauwelijks in haar nabijheid mijn jas aan te trekken wegens haar blik vanaf de vensterbank boven de verwarming van: “Daar gaat-ie weer;  maar ik weet wel zeker: hij komt terug, want hij kan niet buiten mij."


zondag 2 juli 2017

Leise leise fromme Weise

Bres
Leise Leise fromme Weise

Naast mijn televisie staat op een tafeltje een kapotte platenspeler, en daarop een defect DVD apparaat en daarop weer een CD-speler die het ook niet helemaal meer doet. Bovenop prijkt echter een kleine radio met afstandsbediening, die altijd op radio 1 staat en mij bij het ontbijt van het laatste nieuws voorziet.  
De stapel kleine en grote grammofoonplaten is wegens de kwetsbaarheid naar de slaapkamer verhuisd. Af en toe kom ik die tegen en verlustig ik mij even in de afbeelding op de platenhoes van de op een stoel zittende beminnelijke zangeres Annelies Rothenberger. Als ik haar zo naar mij zie kijken, snap ik niet dat ze al heel lang dood is, want dan hoor ik haar toch duidelijk zingen "Leise Leise fromme Weise" het lied uit de compositie “Der Freyschütz"  van Carl Maria von Weber. 
Om dat zo mooi te vinden hoef je geen kenner van klassieke muziek te zijn. Tenminste: het greep mij zo aan, dat ik het niet direct of herhaaldelijk durfde te horen. Het moest mij niet overkomen als na jarenlang oefenen en mee uitvoeren van het slotkoor van de Negende symfonie van Beethoven (weet je wel "Alle menschen werden Brüder" dat werd verheven tot het Europalied en als melodie in de Adventbundel "Vreugde, vreugde...." verscheen). 
Want door dat repeteren, soms met de bassen alleen, en al die tips en trucs van de dirigent, zing je het fijne gevoel wat je bij het beluisteren had, volkomen weg. In elk geval werd, mede door andere bezigheden, Leise leise zo op de achtergrond gedrongen, dat ik zelfs de naam van het lied lange tijd niet meer wist. 

Herontdekken
Tot (mijn tijd gaat snel) enige jaren geleden de melodie zomaar weer bij me opkwam, inclusief het gevoel dat daarbij hoorde. De drang om die naam, de uitvoering en dat gevoel weer op te roepen,  werd zo groot, dat ik, na het vergeefse vragen bij discowinkels, bij de toen gerenommeerde muziekhandel Bergman terecht kwam. Daar moest je toen de kaartjes kopen voor de concerten van de Arnhemsche Orchest Vereeniging, nu Het Gelders Orkest, dat zijn uitvoeringen wekelijks gaf in de Arnhemse muziektempel Musis Sacrum. Die muziekhandel was gespecialiseerd in klassieke muziek. 
Ik zong de jongeman die mij hielp een paar keer wat verlegen de "la lala's" van de melodie voor, en hij ging dadelijk met mij op zoek naar de diskette die dat zou bevatten. Bij de zoveelste keer zette ik de koptelefoon weer op en ja, daar was het.... Mijn helper zag aan mijn gezicht hoe mij dat aangreep. Hij veronderstelde dat het beluisteren van het lied verband hield met een emotionele gebeurtenis in het verleden van mijn leven.

Uitvindingen
Intussen had de computer zijn intrede gedaan in mijn leven en plaatste ik de schijf in het daarvoor bestemde vakje. Er verschenen zelfs naar keuze draaiende, kleurige cirkels op het scherm dat het gehele lied op maat vergezelde.
Ik kon het nog zo begeesterend aan iedereen uitleggen wat mij dat lied deed, maar het bleek natuurlijk niet uit te leggen. De klanken leken strikt voor mij persoonlijk. Muziek is een aparte taal, die iedereen anders aanspreekt en, onbegrijpelijk, velen zelfs helemaal niet. De verkoper kon best eens gelijk hebben.
De volgende ontdekking die ik deed, was dat ik de schijf helemaal niet nodig had. Ik kende nu de titel van het lied en typte die in mijn zoekmachine, meestal Google. Er verschenen verschillende plaatjes met uitvoeringen ervan. Ik koos voor een Russische zangeres die haar zang met gebaren en gelaatsuitdrukkingen begeleidde.
Maar wat mij bij deze hele geschiedenis het meest verbaasde was de ontdekking, dat het lied een onderdeel was van het muziekstuk "Der Freyschütz" van de componist Carl Maria von Weber, en dat al die zangeressen en zelfs een mannenkoor, dat lied, apart van het gehele muziekstuk, direct begonnen te zingen, en hoe.....
De jongeman had dus niet helemaal gelijk, of de "liefhebbers" moesten allemaal zo'n dieptreffende gebeurtenis bij het eerste aanhoren beleefd hebben. De melodie en de uitvoering zou, los van wat ook, iets tegen mij en anderen hebben te zeggen, dat niet onder woorden is te brengen of hoe ook uit te leggen. 

Een kleine deceptie:
Een tweetal dames met een accent dat duidelijk hun Duitse herkomst verried, één uit mijn flat en één die ik ontmoette in het parkje naast me, konden de woorden Leise Leise fromme Weise en zelfs de woorden Der Freyschutz niet met zekerheid vertalen. Ze kwamen niet verder dan dat het "meisje" zong: "Kalm, rustig, op die (of vrome) manier". En Freyschutz zou een vrije natuurbeschermer kunnen zijn, niet in dienst van een organisatie of landheer.
Ik zocht er naar op internet. Daar kreeg ik even spijt van. Het hele muziekstuk was opgehangen aan een vrij onnozel verhaaltje, zoals dat het geval was bij beroemde muziekstukken als La naza de Figaro en De barbier van Selvilla. Een jongen mocht het meisje op wie hij verliefd was, alleen ten huwelijk vragen als hij de eerste prijs won van een schietwedstrijd. Groot verdriet: hij was helemaal niet zo'n geweldige schutter. Het leek een verloren zaak. Maar zijn vriend kende iemand die kogels verkocht die altijd raak schoten. Het meisje vertrouwde dat alles goed zou komen en wuifde haar vriend uit met haar gezang van hoop en vertrouwen. Het gaat dus hier als met alle sprookjes en zelfs met de Bijbel zo: er zijn in aanvang onoverkomelijke problemen bij het bereiken van een doel. Totdat een wonder geschiedt. Maar om daardoor nou zo ontroerd te raken als componist om zo'n lied te schrijven dat het velen bij het beluisteren daarvan het gevoel geeft of je de keel wordt dichtgeschroefd.... 
Ik ben er toch bijna zeker dat het de korte rest van mijn lange leven mij zal begeleiden. En mij niet alleen.

N.B.: Over het verhaaltje dat aanleiding bleek voor het  beschreven lied, deed ik nogal laatdunkend. Bij nader inzien kan ieder mens bewust of onbewust een vergelijking trekken met zijn eigen levenservaring. Onze karaktervorming, instelling en inzicht kunnen
hierdoor worden beïnvloed.
Zo is het mogelijk dat een bijbellezer hierbij denkt aan het verhaal van de verloren zoon. Het meisje zou dan de vader zijn, die uitkijkt naar de zoon die vertrok om het geluk te zoeken en hoopt en vertrouwt, dat hij na zijn ervaringen bij haar terugkeert.
Hetzelfde is het geval bij het "Solveglied" uit de Peer Gyntsuite van Grieg. Daar vertrok ook de zoon op avontuur, maar keerde tenslotte terug om tot zijn verbazing te ontdekken, dat zijn vriendin al die tijd op zijn huis en landgoed had gepast, en 'hoe'.  Zij had hem verwacht en lokte hem met haar prachtig lied naar huis.

Hier de link naar het muziekstuk. Je hoeft er maar op te klikken om het te voorschijn te halen. Wel eerste even de luidsprekers aan... Hoop dat jullie er ook van genieten.

https://youtu.be/x-PS3IYHyx0



dinsdag 4 april 2017

KNV EHBO-Presikhaaf 60 jaar


KNV EHBO-Presikhaaf 60 jaar
Tevoren
Op 1 april 2017 werd feestelijk herdacht dat de EHBO-vereniging-Presikhaaf 4 april 2017 officieel als Koninklijk werd opgericht. Na de oorlog begon ik het vernielde bos Presikhaaf te herstellen in oude glorie. Later werd ook het bekende Esperantohuis in dat bos gesloopt. De gemeente Arnhem stuurde raadslid Frank Foks op mij af om met mij de werkzaamheden te aanschouwen. Hij is nu griffier van het provinciehuis. Hij deed een voorstel aan mij. Het Centrale station werd vernieuwd. De toegang aan de andere zijde bestond uit een fraai glazen koepeltje. Het werd nu overbodig en hij vroeg aan mij of dat iets voor het bos was. Dat vond ik prachtig, want er was geen sociaal trefpunt meer in het bos. Zo kwam dat koepeltje daar. Het werd als een horecabedrijf ingericht dat werd gerund door jongeren met een geestelijke beperking. De naam: “T-huis”. Daar en op het terras ervoor kwamen mensen een kopje koffie drinken en zelfs een maaltijd gebruiken.
En wat wonder: deze gelegenheid werd uitgekozen om het 60-jarig bestaan van genoemde EHBO-vereniging te vieren. Ik zat met vijf andere ereleden wat achteraan. Het T-huis liep vol. De voorzitter opende de bijeenkomst met een inleidend woordje, waarna hij het eerste programmapunt aankondigde. Hij en mijn dochter haalden mij van mijn stoel en plaatsten mij op één van de hoge krukken die om de partytafels stonden en ik begon te vertellen.

Mijn verhaal
Helaas kon het bestuur geen ouder lid vinden dan mij. Bovendien iemand wiens geheugen nog niet helemaal was vervormd. Maar ik waarschuw jullie: ik geef geen echte historische verhandeling. Ik hield van jongsaan een dagboek bij, maar toen ik al die agenda’s, schriften en notitieboekjes na ging kijken, zag ik op een dag staan: stampot zurekool. Toen hield ik op en besloot uit mij zwakkere geheugen te putten.
Ik kwam in 1933 in één van de nieuwe straten van Plattenburg wonen. Daar woonde ook Jan Kranenburg die een EHBO-vereniging oprichtte. Het had als oefenlokaal een houten gebouwtje op het Merwedeterrein op het buitengoed Presikhaaf, want de wijk bestond nog niet. Het was Broek en Waterland en liep bijna elk jaar tot plezier van ons, jongens, onder water. Vlotje varen!

Na terugkeer uit de evacuatie in 1945, vroegen de kinderen en ouders mij me met de jeugd bezig te houden. In de jaren 60 werd de wijk Presikhaaf gebouwd. Jan Jongbloed, die met de overplaatsing van het girokantoor naar Arnhem in de wijk kwam wonen, werd voorzitter van de EHBO-Presikhaaf.
Hij was ook voorzitter van de Verenigingsraad en de Sinterklaas van de wijk.
In de optocht reed een wagen mee met de EHBO-jeugdleden. Sinterklaas Jan eindigde de tocht voor een afdronk bij Gal&Gal. Hij kreeg een leverziekte. Ik was aan zijn sterfbed. Ik zag nooit iemand zo gauw bruin worden.
Bewoners van Plattenburg gingen tot de eerste bewoners van Presikhaaf behoren. Jan Kranenburg was intussen geëmigreerd naar Canada waar hij stierf. Jan Jongbloed vroeg mij of er niet kinderen te porren zouden zijn voor een cursus jeugd-ehbo. Ik woonde toen al in de Krammerstraat achter het oefenlokaal in de onderbouw van de flat achter mij.
Ik heb het geweten. Al de kinderen van de Krammerstraat kregen les. Opeens was die straat de gevaarlijkste van de wijk. Steeds kwamen mensen in paniek aan de deur omdat de keuken of badkamer onder het bloed stond.
Ik met grote kalme stappen mee. Er waren zelfs volwassen EHBO-ers onder de gewonden. Als ik bij het slachtoffer kwam vroeg ik wat zij moesten doen bij een snee in hoofd, vinger of been. En toen konden zij zichzelf helpen. Ik leek een beetje op dr. Holland. Als je bij die kwam, vroeg hij zichzelf hoorbaar af: wat zou dat nou zijn?
Om de paar jaar kwam er een nieuw bestuur van het Rode Kruis en veranderde het Oranjekruisboekje. Het volgende bestuur herstelde weer het vorige boekje. Ik moest eens een brief maken en tot verbazing lazen de leden dat zij een nieuw Oranjekruisbroekje konden krijgen. Typfoutje.

Ik ontving mijn diploma uit handen van dokter Holland met zijn eeuwige pijpje, die bij de lessen terzijde werd gestaan door de hoofdverpleegster van het St.Elisabeths gasthuis, zuster Brood. De dokter deed de theorie en de zuster de praktijk.
Het was vermakelijk te horen hoe zuster Brood regelmatig de dokter tegensprak en de dokter zich daar niets van aantrok. Nog mooier: toen ik haar eens vroeg naar haar dieet, zei ze: “nooit warm eten, groente of fruit. Alleen brood”. Zij en haar man, die vaak assisteerde werden ouder dan 80 jaar.

Gré Schotanus, die op de hoek van de Volkerakstraat ook dichtbij woonde, deed de praktijk bij mij. Zij was bloeddonor en maakte mij ook donor, waarvoor ik de Landsteinerpenning kreeg. De eerste keer werd ik door een politie te motor en zijspan ‘s morgens vroeg opgehaald. De buurt dacht dat ze mij eindelijk voor het stelen van appels arresteerden.
Een baby werd met mijn bloed doorspoeld. Ik fietste rustig naar het Diaconesssenhuis, toen aan de A’damseweg. Een dokter reed mij tegemoet en vroeg of ik die donor was. Met schuldgevoel belde ik daarna of de baby het had gered. Zij noemden de naam, die je anders nooit te horen kreeg. Later kreeg ik een prostaatoperatie van een dokter met diezelfde naam.

Gré kreeg kanker en stierf in het hospis te Rozendaal, waar ik haar bezocht. De 79-jarige Jan Hirth, eerder eigenaar stomerij op Schaapsdrift, werd haar opvolger. Toen hij 80 werd en het oefenlokaal betrad waar ik les gaf, zongen de kinderen enthousiast Lang zal hij leven.
Helaas overleed hij volgens zijn eigen verwachting aan een aderbreuk in zijn rug. Het leven is een risico; de meeste mensen gaan eraan dood. Maar deze Jan miste ik vooral om de conversatie die wij hadden over de componist van Die Jahreszeiten. Ik dacht de één, hij de ander. Tenslotte bleken er wel 7 componisten die elk een stuk van die naam op hun conto hebben staan.
Een grote slag kreeg de vereniging te verwerken toen penningmeester Bruin uit Rheden, een zeer erudiete, bijna verlegen man, die af en toe de voorzitter verving, voor zijn huis van de fiets viel en overleed.
Bij het zoeken naar een nieuwe penningmeester kwamen drie namen te voorschijn die we in de plaats van de heer Bruin moesten kiezen: Groen, Rood en De Wit. We vroegen toen of we niet meer kleuren hadden.       
Eén leerling kreeg van de burgemeester het diploma in een goudkleurig lijstje, omdat hij een drenkelingetje uit de vijver aan de Slaakweg had gered.

Toen ik eens bij de jeugdles voor het bord stond, kwamen een journalist en fotograaf langs. Met die kinderen, Jan Hirth en Gerard Adriaanse om mij heen stond ik de volgende dag in de krant. Terwijl ik juist de kinderen had verteld dat ze beter niet met roken konden beginnen, zag ik tot mijn stomme verbazing, dat ik op die foto een sigaret tussen de vingers had. Het was echter het krijtje.
Wij vroegen de kinderen hun ouders, familie en kennissen donateur te worden voor 1 gulden per jaar. Ik moest een paar jaar geleden de gemeenteraad toespreken. Voordat ik werd opgeroepen, kwamen een paar raadsleden mij de hand drukken. Eén vroeg of ik hem niet meer kende. Hij zei, dat hij dat jongetje was, dat 90 donateurs had aangebracht. Hij heette Nico Wiggers en was nu de lijsttrekker van Zuid Centraal.
Een kern van geslaagde volwassenen bleef korte, soms lange tijd lid, zodat het een familiegevoel gaf. Toen ik alleen kwam te staan, kwam de zeer bescheiden secretaresse/koffiejufrouw, Joke van Heusden een gashaard brengen.
Wij hadden in zwembad Valkenhuizen een oefening “auto te water”. En wie stapte het eerst in de auto, die aan een lijn te water werd gelaten? Joke! Ze wachtte rustig tot de luchtbel overbleef en stapte toen uit.
Wij hadden aparte vergaderingen over bijv. een telefooncirkel om elkaar te waarschuwen bij een ongeval. Ik zag niet de mogelijkheid en die kwam er niet. Wij maakten excursies naar o.a. het anatomisch museum van het Radboudziekenhuis, waar wij voor de eerste keer rokerslongen in een vitrine zagen. Pikzwart. Ook was er een rondleiding in de brandweerkazerne.
Op de AKU Kleefsewaard werd de EHBO-post beheerd door Br.Rozendaal. Hij gaf ons een rondleiding door de fabriek. Wij hadden heel veel auto’s op de grote parkeerplaats zien staan, maar zagen in elke hal slechts 2 of 3 mensen aan het werk.
Wij verleenden diensten bij wielervereniging RETO en toernooien van korfbalverenigingen in het dal tussen de Paasberg en Geitenkamp.
Eén avond werd gevuld door de beenderenchirurg van het St.Elisabeths Gasthuis. Hij vertelde precies aan de hand van beelden hoe je een been kon breken en hoe hij die behandelde. Hij zei, dat als je automonteur was had je bij die behandeling al een grote voorsprong i.v.m. die schroeven en moeren die daarbij te pas kwamen.

Maar ik vergeet ook nooit de grote kilometerlange rampoefening op de Batavierenweg. Toen wij er met een bus van 40 EHBO’ers arriveerden¸zei de districtsfunctionaris opeens: van hier af aan heeft Piet Schreuder de leiding. Mijn hart sloeg een slag over.    
Ik, die na het behalen van mijn diploma het liefst om een ongeluk heen liep. Ik ben geen held, en erg onhandig. Delegeren lukte mij wel een beetje. Dus stuurde ik een groep naar links en een naar rechts met de opdracht gewondennesten te maken en onderweg de mensen met ernstig bloedingen te helpen en bewustelozen in stabiele zijligging te leggen. Toen ze ons aan zagen komen, begonnen zelfs de bewustelozen te kreunen.
Tegenover mij lag in de berm een slachtoffer. Het miezerde een beetje, dus hadden ze hem op een zwarte plastic zak gelegd. Ik moest zelf ook wat doen, dus ging ik er op af. Dat plastic was echter spekglad. Dus toen ik het slachtoffer naderde gleed ik onderuit en lagen er twee slachtoffers. Een belangrijke bijdrage aan de oefening voor anderen.

Onvergetelijk waren de buitenschooltochten. Er waren veel wandel-verenigingen en individuelen ingeschreven. Wij hadden een post op de buitenschool en bezetten op elke rustplaats met 2 mensen de hulpposten.

De EHBO-diploma’s werden in het verenigingsgebouw aan de Scheldestraat uitgereikt. Jan Groen, Wim Falkenburg en de oud politieagent Ketel, hadden die zaal met slingers versierd. Familieleden en vrienden van de geslaagden (en niet geslaagden) zorgden voor een volle zaal. De geslaagden moesten één voor één opkomen en het diploma met applaus in ontvangst nemen. De avond werd verder gevuld door een goochelaar, een muziekgroepje of toneelclubje. Het was feest met hapjes en drankjes.

Het portretje van Jan Kranenburg heeft jarenlang in de bestuurskamer gehangen. Het verdween opeens. Als iemand het nu per ongeluk thuis heeft hangen dan zou hij of zij de vereniging plezier doen het terug te bezorgen.
Als ik thuis kom zullen me nog meer gebeurtenissen te binnen schieten. Leuke, droevige en merkwaardige. Maar vooral de figuren die de vereniging al die tijd bevolkten, zoals de mollige Rita Hop. Ik sprak haar na lange tijd bij de geldautomaat en ze hielp mij haar te herinneren. Ter gelegenheid van Koningsdag ontving zij met twaalf anderen uit Arnhem het "lintje". Teveel namen om op te noemen. Allen met hun aparte karakters. Zij hebben de EHBO-vereniging gewaardeerd en de vereniging hen. Zoals de huidige cursisten en blijvende leden de huidige vereniging en het verjongde en volijverige bestuur met hun vrijwillige helpers roemen. En niet te vergeten: de docenten, die altijd gevonden werden.